Het deductief behaviorisme van Clark L. Hull

In de twintigste eeuw werden er verschillende grote leertheorieën voorgesteld. Clark L. Hull stelde een van de meest gedetailleerde voor, gebaseerd op de kracht van gewoonte.
Het deductief behaviorisme van Clark L. Hull
Sergio De Dios González

Beoordeeld en goedgekeurd door de psycholoog Sergio De Dios González.

Geschreven door Eva Maria Rodríguez

Laatste update: 27 december, 2022

Clark L. Hull (1884-1952) stelde een nieuwe manier voor om gedrag te begrijpen. Hull wilde de basisprincipes van gedragswetenschap vaststellen om het gedrag van verschillende diersoorten en individueel en sociaal gedrag te verklaren. Zijn theorie staat bekend als het deductief behaviorisme.

De theorie van Hull was de meest gedetailleerde en complexe van de leertheorieën van de 20e eeuw. Voor Hull was de kracht van gewoonte het meest basale concept. Hij geloofde dat oefening bepaalde gewoonten versterkte.

Hull beschreef gewoonten als stimulus-responsverbindingen op basis van beloningen. Volgens Hull zijn het reacties, niet percepties of verwachtingen, die helpen bij het vormen van gewoonten. Het proces verloopt geleidelijk en een beloning is essentieel.

Het deductief behaviorisme van Hull

Clark L. Hull stelde een nieuwe manier voor om het behaviorisme te begrijpen die voortkwam uit het logische positivisme dat heerste in zijn tijd.

Net als andere vooraanstaande theoretici geloofde Hull dat menselijk gedrag kon worden verklaard door conditionering en bekrachtiging. Het verminderen van impulsen werkt als een versterking van het gedrag.

Deze versterking verhoogt de kans dat hetzelfde gedrag opnieuw zal plaatsvinden wanneer zich in de toekomst dezelfde behoefte voordoet. Om te overleven in zijn omgeving, moet een organisme zich daarom op een manier gedragen die aan deze overlevingsbehoeften voldoet.

Dus, in een stimulus-responsrelatie, waarbij de stimulus en de respons worden gevolgd door een vermindering van de behoefte, neemt de kans toe dat dezelfde stimulus in de toekomst dezelfde respons zal ‘produceren’.

Zwarte hond met tong uit zijn mond

Hull wilde de basisprincipes van een gedragswetenschap vaststellen om het gedrag van dieren te verklaren, evenals individueel en sociaal gedrag. Zijn theorie van deductief behaviorisme stelt gewoonte voor als een centraal concept. De kracht van de gewoonte hangt af van of de stimulus-responsvolgorde wordt gevolgd door een versterking.

De mate van versterking hangt op zijn beurt af van de reductie van de impuls die gepaard gaat met een biologische behoefte.

Hull presenteerde zijn leertheorieën voor het eerst in de Mathematico-Deductive Theory of Rote Learning (1940), die hij in samenwerking met verschillende collega’s vormde. In deze theorie formuleerde hij zijn bevindingen in zowel wiskundige als verbale uitingen.

Hull ontwikkelde deze ideeën in Principles of Behavior (1943), waarin hij suggereerde dat de stimulus-responsverbinding afhankelijk is van zowel het type als de mate van versterking.

De leertheorie van Hull

Hull was een van de eerste theoretici die probeerde een theorie te creëren die ontworpen was om al het gedrag te verklaren. Deze leertheorie, die hij ontwikkelde in 1943, staat bekend als de drijfveerreductie theorie. Hull baseerde zijn theorie op het concept van homeostase, het idee dat het lichaam actief werkt om een ​​bepaalde staat van evenwicht te handhaven.

Een drijfveer, zoals dorst, honger of kou, creëert een onaangename staat of een spanning. Om deze staat van spanning te verminderen, zoeken mensen en dieren naar manieren om in deze biologische behoeften te voorzien (drinken, eten, onderdak vinden). In deze zin suggereerde Hull dat mensen en dieren elk gedrag herhalen dat deze impulsen vermindert.

Hull baseerde zijn theorie op het idee dat mensen secundaire drijfveren leren door middel van conditionering. Dit in tegenstelling tot primaire drijfveren, wat biologische behoeften zijn zoals het verlangen naar socialisatie, dorst en honger.

Secundaire drijfveren voldoen indirect ook aan primaire drijfveren, zoals het verlangen naar geld, omdat het nodig is om voor onderdak of voedsel te betalen.

Deze secundaire drijfveren ontstaan wanneer iemand meer dan één behoefte heeft. Het doel is om de verstoring van het evenwicht (homeostase) te corrigeren, wat ongemak veroorzaakt. Bepaald gedrag wordt aangeleerd en geconditioneerd als, en alleen als, een persoon voldoet aan een primaire drijfveer.

Vrouw drinkt glas water

Wiskundige manier om zijn theorie uit te drukken

Hull ontwikkelde ook een manier om zijn leertheorie wiskundig uit te drukken:

sEr = V x D x K x J x sHr – sIr – Ir – sOr – sLr

De tekens in deze formule staan voor:

  • sEr: Excitatief potentieel, of de waarschijnlijkheid dat een organisme een respons (r) op een stimulus (s) zal produceren
  • sHr: De kracht van de gewoonte, vastgesteld door het aantal voorgaande conditioneringen
  • D: De drijfveer, bepaald door de hoeveelheid biologische deprivatie
  • K: Stimuleringsmotivatie, of de grootte of omvang van het doel
  • J: De vertraging voordat het organisme versterking mag zoeken
  • lr: Reactieve remming of vermoeidheid
  • slr: Geconditioneerde remming, veroorzaakt door eerder gebrek aan versterking
  • sLr: Responsdrempel, de kleinste hoeveelheid versterking die het leren zal produceren
  • sOr: Willekeurige fout

Volgens Hull komt de voornaamste afname van de drijfveerreductie theorie overeen met het elimineren en verminderen van impulsen.

Omdat deze impulsen de productiviteit kunnen hinderen, impliceert de theorie van Hull een toename in potentiële productiviteit die kan worden ontwikkeld in een werkomgeving. Door aan alle behoeften te voldoen, kunt je je werkprestaties verbeteren en dus meer succes hebben.

Conclusie

Critici waren van mening dat het deductief behaviorisme van Hull te complex was of dat het de menselijke motivatie niet kon verklaren omdat het niet in staat was om te generaliseren.

Een van de grootste problemen met de drijfveerreductie theorie van Hull is dat het geen rekening houdt met hoe secundaire versterkingen drijfveren verminderen. In tegenstelling tot primaire drijfveren, zoals honger en dorst, doen secundaire versterkingen niets om de fysiologische en biologische behoeften direct te verminderen.

Nog een belangrijk puntje van kritiek op deze theorie is dat het niet verklaart waarom mensen gedrag vertonen dat de driften niet vermindert.

Toch had deze benadering veel invloed op latere theorieën en verklaringen. Veel van de motivatietheorieën die naar voren kwamen tijdens de jaren ’50 en ’60 waren namelijk gebaseerd op de oorspronkelijke theorie van Hull of gericht op het bieden van alternatieven voor zijn theorie.

Een geweldig voorbeeld is de beroemde piramide van Abraham Maslow, die naar voren kwam als een alternatief voor de benadering van Hull.


Alle siterte kilder ble grundig gjennomgått av teamet vårt for å sikre deres kvalitet, pålitelighet, aktualitet og validitet. Bibliografien i denne artikkelen ble betraktet som pålitelig og av akademisk eller vitenskapelig nøyaktighet.


  • Hull, C. L., Hovland, C. I., Ross, R. T., Hall, M., Perkins, D. T., & Fitch, F. B. (1940). Mathematico-deductive theory of rote learning: a study in scientific methodology. Oxford, England: Yale Univ. Press.
  • Hull, C. L. (1943). Principles of behavior: an introduction to behavior theory. Oxford, England: Appleton-Century.
  • Leahey, T. (1998). Historia de la psicología. Madrid: Prenti Hall.

Deze tekst wordt alleen voor informatieve doeleinden aangeboden en vervangt niet het consult bij een professional. Bij twijfel, raadpleeg uw specialist.