Geheugen en dissociatie

Wat is dissociatie? Hoe is het gerelateerd aan trauma? Hoe herinneren mensen zich een trauma? Ontdek het hier.
Geheugen en dissociatie

Laatste update: 29 december, 2022

De emotionele activering die door gewelddadige gebeurtenissen en verontrustende situaties wordt veroorzaakt, kan gevolgen hebben voor het geheugen. Soms doen deze herinneringen zo’n pijn dat ze ons alles doen vergeten, zelfs informatie die we geïnternaliseerd hebben, zoals wie we zijn en hoe we heten. In feite wordt onze identiteit verbrijzeld en kunnen we zelfs ophouden te bestaan. Er is inderdaad een reëel verband tussen geheugen en dissociatie.

Dissociatieve stoornissen zijn goed gedefinieerde psychische aandoeningen. Ze gaan gepaard met een geschiedenis van interpersoonlijk trauma, vaak ernstig en chronisch. Ze komen ook vaak voor bij mensen met een geschiedenis van disfunctionele binding met hun primaire verzorgers (ouders en voogden).

Dissociatie en geheugen

Dissociatieve verschijnselen zijn niet noodzakelijk pathologisch. Maar als ze dat wel zijn, presenteren ze zich op een karakteristieke manier. Bovendien hebben ze een enorme invloed op de levenskwaliteit van het individu.

In feite wordt hun incasseringsvermogen verminderd. Dit beïnvloedt de manier waarop ze kunnen functioneren. Bijvoorbeeld op het werk, op school, in interpersoonlijke en romantische relaties, en op andere belangrijke gebieden.

De Mayo Clinic definieert dissociatieve stoornissen als stoornissen waarbij sprake is van ontkoppeling en een gebrek aan continuïteit tussen gedachten, herinneringen, omgevingen, handelingen en identiteit. Zij beweren dat een individu dat lijdt aan dissociatieve stoornissen op een niet-vrijwillige en niet-functionele manier ontsnapt aan de werkelijkheid.

“Dissociatie is een verstoring van en/of discontinuïteit in de normale integratie van bewustzijn, geheugen, identiteit, emotie, perceptie, lichaamsrepresentatie, motorische controle en gedrag.”

-APA, 2013-

Het is belangrijk op te merken dat dissociatie niet vanzelf optreedt. Evenmin is het vrijwillig. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) definieert het als “een onvrijwillige onderbreking, of discontinuïteit, in de normale integratie van een of meer van de volgende aspecten: identiteit, gewaarwordingen, percepties, affecten, gedachten, herinneringen, controle over lichaamsbewegingen of gedrag.

De onderbreking of discontinuïteit kan volledig zijn, maar vaker is ze gedeeltelijk en kan variëren van dag tot dag en zelfs van uur tot uur.”

Hoofd van weerlicht
Er zijn bepaalde psychologische factoren die de relatie tussen trauma en dissociatie bemiddelen.

Het verband tussen dissociatie en trauma

Van der Hart’s theorie van structurele dissociatie stelt dat dissociatie werkt als een mechanisme om trauma’s te verwerken. Trauma varieert van posttraumatische stressstoornis (PTSS) tot ernstiger posttraumatische aandoeningen. Bijvoorbeeld meervoudige persoonlijkheidsstoornis of dissociatieve identiteitsstoornis (DID).

“Psychisch trauma of psychologisch trauma is in het algemeen een gebeurtenis die het welzijn of het leven van een individu diepgaand bedreigt en het gevolg van die gebeurtenis op de mentale of emotionele structuur van hetzelfde.”

-González-Vázquez-

Dissociëren is scheiden. Volgens de theorie van Van der Hart veroorzaakt trauma een scheiding tussen de twee essentiële systemen voor het functioneren van de mens.

  • Het afweersysteem. Het zorgt ervoor dat we bij gevaar gedragsreacties genereren van vechten, vluchten of onderwerping. Van der Hart noemt dit systeem het Emotionele Deel van de Persoonlijkheid (EP).
  • Het systeem dat verantwoordelijk is voor de taken van het dagelijks leven. Bijvoorbeeld hoe we met anderen omgaan en ons binden, voor onze kinderen zorgen, eten, of seks hebben. Van der Hart noemt dit systeem de Schijnbaar Normale Persoonlijkheid (ANP).

Langdurige stress

Wanneer we worden blootgesteld aan de langdurige gevolgen van traumatische situaties, scheiden beide systemen zich af. Ze splitsen zich. Ze dissociëren. Hoe ernstiger het trauma, hoe groter de scheiding. Het kan aanleiding geven tot dissociatieve stoornissen zoals de onderstaande.

  • Dissociatief geheugenverlies. Het individu is niet in staat zich belangrijke autobiografische informatie te herinneren. In de regel is de informatie die ze zich niet herinneren van traumatische en stressvolle aard. Dit is geen gewone vergeetachtigheid. Het is het resultaat van een stoornis van het geheugen en dissociatie.
  • Dissociatieve fuga. Het individu dwaalt af en komt door geheugenverlies op een onverwachte plaats terecht.
  • Depersonalisatie. De lijder ervaart gevoelens van onwerkelijkheid, onthechting, of een buitenstaander zijn met betrekking tot zijn eigen gedachten, gevoelens, gewaarwordingen, lichaam of handelingen. Bijvoorbeeld perceptuele stoornissen, een vervormd gevoel van tijd, onwerkelijkheid, zelfloosheid, of emotionele afstomping.
  • Derealisatie. Ze ervaren een gevoel van afstand tot hun omgeving. Ze nemen bijvoorbeeld objecten waar als onwerkelijk, droomachtig, wazig, levenloos, of visueel vervormd.
  • Meervoudige persoonlijkheidsstoornis of dissociatieve identiteitsstoornis. Een identiteitsstoornis. De lijder vertoont twee of meer goed gedefinieerde persoonlijkheidstoestanden. In sommige culturen worden ze beschreven als ervaringen van bezetenheid.

Identiteit is het geheel van gedachten, waarden, herinneringen en contextuele elementen die de persoonlijkheid, het karakter, de levenswijze en de manier van handelen van een individu vormen. Het is een complexe constructie die een consistent beeld van zichzelf geeft, en die bij elke persoon voortdurend wordt gevormd, in een voortdurend proces van aanpassing aan de omgeving en de cultuur die hen omringt.”

-González Vázquez-

Breekbare herinneringen

Bij het onderzoeken van dissociatie moeten we rekening houden met het volgende:

Vóór de diagnose

Bij de evaluatie is het belangrijk om bepaalde aspecten op te sporen die essentieel zijn voor het stellen van een diagnose. Deze zijn als volgt.

  • Het individu lijdt aan geheel of gedeeltelijk geheugenverlies. De vraag moet gesteld worden of het verband houdt met hun persoonlijke geschiedenis uit hun kindertijd en adolescentie.
  • Ze lijden aan andere psychiatrische diagnoses (met verschillende symptomen) die in de loop der tijd aanwezig zijn geweest. Bijvoorbeeld psychoses, stemmingsstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen.
  • Hun geheugenverlies treedt op in de vorm van spontane gesprekken of in de context van zelfbeschadiging (gedragingen als snijden, branden of zichzelf slaan).
  • Ondanks verschillende behandelingen vertoont hun stoornis geen verbetering.
  • Ze lijden aan een borderline persoonlijkheidsstoornis met episodes van ernstige zelfbeschadiging die ondanks behandeling niet verbeteren.
  • Hun symptomen verschijnen spontaan op volwassen leeftijd na een periode van succesvol functioneren.

Herinneringen en dissociatie

Er is geen reden om te twijfelen aan een herinnering die een patiënt in een therapiesessie uitspreekt. De therapeut moet het echter zorgvuldig en ongericht onderzoeken. Met andere woorden, ze moeten analyseren zonder de patiënt vragen te stellen die een impliciet antwoord hebben.

De therapeut moet de patiënt toestaan zijn herinnering bloot te leggen zoals hij zich die herinnert. Immers, herinneringen zijn meestal niet letterlijk en zouden gemakkelijk door de therapeut veranderd kunnen worden.

Zoals we al eerder opmerkten, wordt trauma geassocieerd met dissociatie, maar dit is geen direct verband. Inderdaad, dissociatie ontwikkelt zich ook niet altijd met een trauma. Psychologische factoren van het individu spelen ook een rol, zoals emotionele regulatie. Niet iedereen reageert op dezelfde situatie op dezelfde manier.

Man in therapie
De relatie tussen geheugen en dissociatie wordt gemodereerd door hoe we op gebeurtenissen reageren.

Betrouwbaarheid van ooggetuigenverslagen

Je zou kunnen denken dat, omdat traumatische gebeurtenissen zo’n grote invloed op ons leven kunnen hebben, we deze informatie beter vasthouden dan andere. De wetenschap weet echter nog niet of dit het geval is. Sterker nog, onderzoeken zijn tegenstrijdig. Wat we wel weten is dat trauma-informatie anders wordt opgeslagen dan andere informatie.

Studies die gebeurtenissen uit het echte leven hebben geanalyseerd suggereren dat negatieve gebeurtenissen die een trauma worden, beter worden onthouden. Ze zijn gedetailleerder, preciezer en hardnekkiger in ons geheugen. Toch zijn herinneringen onderworpen aan dezelfde wet als alle andere herinneringen: die van vervorming.

Dit betekent dat de kern van de informatie blijft bestaan, maar dat de details in de loop van de tijd veranderen. Bovendien is er geen wetenschappelijk bewijs voor het idee dat hoe groter de intensiteit van de ervaring, hoe beter de herinnering aan het trauma.

Valse herinneringen

Het enige dat we momenteel met enige zekerheid kunnen bevestigen is dat hoe intenser de traumatische situatie, hoe beter het individu zich de centrale en kritische details herinnert, maar niet de perifere. Het is om deze reden dat de therapeut altijd voorzichtig en ongericht (Spaanse link) moet verkennen. Zo ‘implanteren’ ze namelijk geen valse herinneringen bij hun patiënt.

“Een valse herinnering is een herinnering die alle kenmerken heeft van de echte herinnering (overtuiging, beelden en details), maar die niet overeenkomt met een echte episode die de persoon heeft meegemaakt, althans zoals hij zich die herinnert.”

-Belloch-

Tenslotte vergeten slachtoffers van traumatische situaties de traumatische gebeurtenissen niet. Ze herinneren zich ze heel veel. Sterker nog, ze herinneren zich ze zo veel dat het pijn doet. Ze herinneren zich vooral de herinneringen die de belangrijkste gebeurtenissen bevatten, ook al is de rest van de informatie misschien verslechterd en verarmd door het verstrijken van de tijd.


Alle siterte kilder ble grundig gjennomgått av teamet vårt for å sikre deres kvalitet, pålitelighet, aktualitet og validitet. Bibliografien i denne artikkelen ble betraktet som pålitelig og av akademisk eller vitenskapelig nøyaktighet.


  • American Psychiatric Association – APA. (2014). Manual diagnóstico y estadístico de los trastornos mentales DSM5 (5a. ed)
  • Belloch, A; Sandín, B; Ramos, F. (2021). Manual de psicopatología. Capítulo trastornos disociativos. McGrow-Hill. McGrow-Hill.
  • Luna, K., & Migueles Seco, M. M. (2007). Memoria de testigos: patrón de distorsión de los recuerdos por la presentación de información falsa.
  • Migueles, M., & García-Bajos, E. (2004). ¡ Esto es un atraco! Sesgos de la tipicidad en la memoria de testigos. Estudios de Psicología25(3), 331-342.

Deze tekst wordt alleen voor informatieve doeleinden aangeboden en vervangt niet het consult bij een professional. Bij twijfel, raadpleeg uw specialist.