De cognitieve ontwikkeling van kinderen volgens Piaget

De cognitieve ontwikkeling van kinderen volgens Piaget
Alejandro Sanfeliciano

Geschreven en geverifieerd door de psycholoog Alejandro Sanfeliciano.

Laatste update: 27 december, 2022

Jean Piaget is een essentieel referentiepunt in de studie naar de cognitieve ontwikkeling van kinderen. Hij wijdde zijn hele leven aan het bestuderen van zijn kindertijd, zelfs dat van zijn eigen kinderen, om de geheimen van ontwikkeling bloot te leggen. Hij is ook bekend, samen met Lev Vygotsky, als een van de vaders van het constructivisme.

Een van de beroemdste theorieën van Jean Piaget is zijn cognitieve ontwikkelingstheorie, waarbij hij vier verschillende stadia in de ontwikkeling van het kind formuleerde. Hij bedacht dit om tot een theorie te kunnen komen die de algemene ontwikkeling van een kind zou verklaren.

Inmiddels weten we echter dat zijn theorie te veel aspecten buiten beschouwing laat om te kunnen worden aanvaard als een theorie van algemene ontwikkeling. Niettemin is deze classificatie een nuttige leidraad om te begrijpen hoe we ons logisch-rekenkundig vermogen in de kindertijd ontwikkelen.

De stadia van de cognitieve ontwikkeling van kinderen

Veel psychologen waren van mening dat ontwikkeling een accumulatief verschijnsel was, waarbij nieuw gedrag en cognitieve processen worden gegenereerd.

Piaget, daarentegen, stelde na zijn onderzoek een ontwikkelingstheorie op die uitgaat van kwalitatieve sprongen voorwaarts. Hier zou het kind capaciteiten vergaren, maar vroeg of laat zou die vergaring zijn manier van denken kwalitatief veranderen.

Piaget verdeelde de cognitieve ontwikkeling van het kind in eerste instantie in drie fasen met een reeks sub-fasen, later werden dit er vier. Deze vier fasen zijn: (a) sensomotorische fase, (b) preoperationele fase, (c) concreet operationele fase en (d) formeel operationele fase.

Sensomotorische fase

Deze fase gaat vooraf aan de spraakontwikkeling, en duurt vanaf de geboorte tot ongeveer het tweede levensjaar. Deze periode wordt gekenmerkt door het vermogen van het kind om reflexen onder controle te brengen.

In deze periode leert het kind om motorisch te reageren op wat het waarneemt. In zijn hoofd zijn er alleen praktische concepten, zoals weten wat te doen, wat te eten of hoe de aandacht van zijn moeder te krijgen.

Beetje bij beetje generaliseert het kind de gebeurtenissen in zijn omgeving en creëert het ideeën over hoe de wereld werkt.

Terwijl deze ideeën elkaar kruisen, ontwikkelt het kind het idee van duurzaamheid van objecten en begrijpt het dat objecten bestaan ​​als entiteiten die hem vreemd zijn.

Totdat dit idee wordt ontwikkeld, bestaan dingen voor het kind alleen maar als hij ze kan zien, horen of aanraken. Kan hij dit niet, dan bestaan ze wat hem betreft ook niet.

Het einde van deze fase wordt gemarkeerd door de spraakontwikkeling. Het ontwikkelen van spraak omvat een ingrijpende verandering in de cognitieve vaardigheden van het kind.

Dit gaat meestal gepaard met de semiotische functie: het vermogen om concepten door middel van gedachten te representeren. Het kind zou gaan van een puur praktische geest naar een geest die ook op een representatief niveau handelt.

Preoperationele fase

Deze fase vindt plaats tussen het tweede en zevende levensjaar. Hier bevinden we ons in een overgangsperiode waarin het kind begint te werken met zijn semiotisch vermogen.

Hoewel hij al enigszins in staat is om zaken van verschillende kanten te bekijken, verschilt zijn geest nog steeds erg van die van een volwassene. Hier komen we oog in oog te staan ​​met zijn ‘egocentriciteit’.

Het kind is ‘egocentrisch’ omdat zijn denken volledig egocentrisch is. Het kind kan het fysieke niet onderscheiden van het psychische, noch het objectieve van het subjectieve.

Voor hem is zijn subjectieve ervaring de objectieve werkelijkheid die voor alle individuen op dezelfde manier bestaat. Dit toont ons iets dat nog ontbreekt in de Theory of mind. Vanaf het vierde levensjaar begint het kind deze egocentriciteit te verliezen en leert het dat zijn eigen opvattingen, verlangens en gevoelens kunnen verschillen van die van een ander.

Twee kinderen lopen samen naar school

In deze fase zien we ook problemen. Het kind moet kunnen begrijpen dat het universum verandert. Hij kan toestanden begrijpen, maar niet de transformatie van materie. Zijn denken is dan ook gericht op één dimensie.

Een voorbeeld hiervan is wanneer een kind in dit stadium een ​​glas water te zien krijgt waarvan de inhoud vervolgens in een smaller maar hoger glas wordt overgegoten. Het kind zal denken dat er meer water is dan eerst. Het is niet in staat te begrijpen dat het transformeren van iets de hoeveelheid van de bestaande materie niet verandert.

Concreet operationele fase

Deze periode omvat de jaren tussen het zevende en het elfde of twaalfde levensjaar. In dit stadium is het kind erin geslaagd het volle vertrouwen dat hij in zijn zintuigen had achter zich te laten. Hier kunnen we de ontwikkeling van concepten zien, inclusief het vermogen om te begrijpen dat het veranderen van de vorm van iets de hoeveelheid niet verandert.

Het kind begint een logica te construeren van klassen en relaties die geen verband houdt met perceptuele gegevens. Het kind begrijpt veranderingen en begrijpt dat ze ook in de tegenovergestelde richting kunnen voorkomen (toevoegen in plaats van verwijderen bijvoorbeeld).

En een belangrijk aspect is dat hij deze handelingen in gedachten kan uitvoeren, zonder dat hiervoor concreet materiaal aanwezig hoeft te zijn.

Hoewel hij in staat is tot het uitvoeren van bepaalde handelingen en logische activiteiten, kan hij ze alleen uitvoeren met specifieke objecten waarmee hij bekend is. Hij kan niet theoretiseren over wat hij niet weet of wat buiten zijn perceptuele kennis valt. Het kind ontwikkelt deze vaardigheid in de volgende fase.

Formeel operationele fase

Dit is de laatste fase van ontwikkeling, waarin het kind een volwassene zal worden op een cognitief niveau. Deze fase wordt gekenmerkt door het verwerven van wetenschappelijk denken. Terwijl het kind kan redeneren over echte dingen, kan hij nu ook redeneren over het mogelijke.

Een meisje dat kartonnen vleugels draagt

Deze periode wordt gekenmerkt door het vermogen om hypothesen te maken en de mogelijke gevolgen van deze hypothetische mogelijkheden te onderzoeken. Het kind heeft zijn testprocedures geperfectioneerd en accepteert geen meningen zonder deze te onderzoeken.

Het kind begint nieuwe kennis en intellectuele hulpmiddelen te verwerven. Hierdoor kan hij zich ontwikkelen als een competente volwassene in de samenleving.

Vanaf dit punt zal hij echter geen enkele andere kwalitatieve sprong maken.

Hij zal misschien sneller of preciezer worden met zijn mentale activiteiten, maar hij zal nog steeds op dezelfde manier denken.

Wat vind jij van de cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget? Schiet deze theorie tekort als het gaat om het verklaren van de menselijke ontwikkeling in zijn geheel?


Deze tekst wordt alleen voor informatieve doeleinden aangeboden en vervangt niet het consult bij een professional. Bij twijfel, raadpleeg uw specialist.