Angst voor poppen of pediofobie
Een sterke en langdurige angst voor poppen of marionetten staat bekend als pediofobie. Mensen die hieraan lijden kunnen extreem alert worden bij de gedachte alleen al aan het bijwonen van een theatervoorstelling of het deelnemen aan andere culturele activiteiten waarbij dit soort voorwerpen betrokken zijn.
In deze notitie gaan we gedetailleerd in op dit soort fobie, waarbij we de symptomen noemen om de detectie van pediofobie te vergemakkelijken, evenals mogelijke oorzaken en behandelstrategieën.
Pediofobie, een vorm van automatonofobie
Automatonofobie is de fobie voor objecten die mensen imiteren, zoals automaten, robots, poppen, etalagepoppen en soortgelijke figuren.
Binnen dit spectrum verwijst pediofobie naar de angst voor poppen en marionetten, vooral die met kenmerken die menselijke aspecten proberen na te bootsen. Deze angst kan niet alleen poppen omvatten die mensen voorstellen, maar ook dierpoppen, vooral als ze menselijke eigenschappen krijgen, zoals het vermogen om te spreken.
Op hun beurt breiden sommige auteurs de term uit tot een angst voor poppen. Het is belangrijk om te vermelden dat pediofobie niet als een aparte diagnostische entiteit is opgenomen in de DSM-V ( Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders).
Het kan echter wel worden beschouwd als een specifieke fobie als het voldoet aan de algemene criteria die zijn opgesteld voor dit type stoornis. Als we het hebben over specifieke fobie, verwijzen we naar een type angststoornis die wordt gekenmerkt door een intense en irrationele angst voor een specifiek object, situatie of activiteit.
Tot de meest voorkomende specifieke fobieën behoren arachnofobie (spinnenfobie) en acrofobie (hoogtefobie); terwijl chrometofobie (fobie voor geld) en clinofobie (fobie voor naar bed gaan) tot de vreemdste behoren.
Symptomen van pediofobie
De manier waarop pediofobie zich manifesteert kan per persoon verschillen. Over het algemeen omvat het een combinatie van emotionele, cognitieve, lichamelijke en gedragsmatige reacties of symptomen die bij specifieke fobieën (Engelse link) veel voorkomen. (Engelse link)
Emotioneel en cognitief
Het ervaren van deze fobie vertaalt zich in het ongemak van situaties waarin je in contact komt met poppen en emotioneel op deze manier reageert:
- Constante zorgen: onbehagen bij de mogelijkheid om poppen of poppengerelateerde situaties tegen te komen.
- Intense en irrationele angst: de persoon voelt terreur bij het zien van of zelfs bij het denken aan poppen. De angst is veel groter dan het werkelijke gevaar dat ze vertegenwoordigen.
- Gevoelens van hulpeloosheid: de persoon kan herkennen dat zijn angst geen echte basis heeft, maar is niet in staat deze te beheersen. Dit leidt tot gevoelens van frustratie en hulpeloosheid.
Fysiek
De fysieke symptomen van fobieën vallen samen met de symptomen van angst, omdat fobieën in wezen een soort angststoornis zijn. Zo reageren mensen met een fobie vaak als ze geconfronteerd worden met echte of ingebeelde poppen of marionetten met het volgende:
- Duizeligheid
- Beven
- Hartkloppingen
- Overmatig zweten
- Moeite met ademhalen
- Benauwdheid
Gedrag
Deze extreme angst kan veel leed veroorzaken en de kwaliteit van iemands leven aantasten. Dit kan gelden voor persoonlijke relaties, dagelijkse activiteiten en het algemeen welzijn. Het uit zich in deze gedragingen:
- Escapisme. In de aanwezigheid van poppen, afbeeldingen of video’s ervan vlucht de persoon zo snel mogelijk weg.
- Vermijding. De persoon probeert alle plaatsen of situaties te vermijden waar hij/zij poppen zou kunnen tegenkomen, zoals theaters, musea, knutselbeurzen of speelgoedwinkels.
- Veiligheidsrituelen. Dit bestaat uit het controleren van de plaatsen voordat je naar binnen gaat om er zeker van te zijn dat er geen poppen zijn of het opzoeken van het gezelschap van andere mensen om je veilig te voelen.
Lees ook dit artikel: Erytrofobie of angst om te blozen: wat het is en hoe je ermee om kunt gaan
Waarom ontstaat er angst voor poppen?
Hoewel fobieën vaak op volwassen leeftijd ontstaan, komt het vaker voor dat ze zich tijdens de kindertijd ontwikkelen. In feite kunnen ze deel uitmaken van de natuurlijke ontwikkelingsangsten die kinderen ervaren als ze opgroeien. Er zijn echter ook andere oorzaken die deze specifieke angst kunnen verklaren.
1. Traumatische ervaringen in verband met poppen of poppen
Het hebben van een traumatische ervaring in verband met een voorwerp of situatie is een reden waarom iemand een fobie ontwikkelt. Als een kind bijvoorbeeld een toneelstuk ziet waarin een pop onverwacht verschijnt of er angstaanjagend uitziet, kan dit bij het kind de indruk wekken dat poppen bedreigend en gevaarlijk zijn.
Ook kan deze fobie voortkomen uit een algemene negatieve ervaring waarin poppen op de een of andere manier aanwezig waren. Zelfs als ze niet het middelpunt van de situatie of de hoofdoorzaak van de angst waren. Als een volwassene bijvoorbeeld een feestje bijwoont waar poppen versierd waren en een ongeluk krijgt, kan hij of zij poppen gaan associëren met die nare ervaring.
2. Culturele invloed en media
Vaak worden poppen op een verontrustende of angstaanjagende manier afgebeeld in films, tv-programma’s of boeken. Dat heeft invloed op hoe mensen ze zien. Hetzelfde geldt voor culturele overtuigingen die ze koppelen aan bijgeloof of legendes die ze als verontrustend of kwaadaardig voorstellen. Deze verhalen versterken de bijbehorende angst.
3. Uncanny Valley-theorie
De uncanny valley-theorie of Griezelvallei-theorie werd voorgesteld door Masahiro Mori, een Japanse professor en robotica-expert. Volgens deze theorie lokt een robot of object dat heel erg op een mens lijkt, maar toch merkbaar niet menselijk is, een verontrustende, ongemakkelijke of afwijzende emotionele reactie uit.
Volgens dit idee kunnen poppen die mensen op een heel realistische manier nabootsen een verontrustend gevoel veroorzaken. In sommige gevallen kan dit bijdragen aan de ontwikkeling van pediofobie.
Misschien vind je dit artikel ook interessant: Ontdek wat xantofobie is
Hoe pediofobie te overwinnen?
De behandeling vaneen fobie verschilt van persoon tot persoon. Maar er zijn technieken en strategieën die over de hele linie kunnen worden toegepast. De eerste twee opties hieronder zijn interventies die moeten worden gedaan onder begeleiding van een professional in de geestelijke gezondheidszorg. De laatste twee opties kunnen zelfstandig worden gedaan.
1. Exposure therapie
Exposure therapie (Engelse link) is een techniek waarbij iemand geleidelijk en in een gecontroleerde omgeving de confrontatie aangaat met zijn angst. Binnen deze benadering wordt systematische desensibilisatie gebruikt, waardoor de patiënt leert te ontspannen om zijn angst te beheersen terwijl hij wordt blootgesteld aan het gevreesde voorwerp of de gevreesde situatie.
Iemand met angst voor poppen kan beginnen met het luisteren naar verhalen waarin poppen voorkomen. Vervolgens kan hij foto’s en video’s bekijken en ten slotte de interactie aangaan met de echte voorwerpen.
Door zichzelf geleidelijk en veilig bloot te stellen, raakt de patiënt gewend aan het gevreesde voorwerp en begrijpt hij dat het geen echt gevaar vormt. Na verloop van tijd helpt dit om de bijbehorende angst en vrees te verminderen.
2. Cognitieve herstructurering
Cognitieve herstructurering is een van de belangrijkste strategieën van cognitieve gedragstherapie. Het gaat om het identificeren en uitdagen van de vervormde gedachten die, in dit geval, de angst aanwakkeren.
Eenvoudig gezegd gaat het erom de gedachten in twijfel te trekken en te vervangen door meer realistische en gezonde gedachten. Het is bijvoorbeeld mogelijk om het extreme idee van “Ik zal deze angst nooit overwinnen” te herkaderen naar “Ik heb in het verleden geleerd om met andere angsten om te gaan. Aan deze kan ik ook werken”.
3. Poppen-onderwijs
Soms zijn mensen bang voor honden totdat ze er een hebben en ze beter beginnen te leren kennen, toch? Nou, iets soortgelijks kan gebeuren met poppen. Onderzoek naar hun geschiedenis, hoe ze worden gemaakt, de verschillende soorten marionetten (zoals marionetten, vingerpoppen en schaduwpoppen) en hun gebruik in verschillende culturen en contexten kan het perspectief van iemand met een pediofobie veranderen.
Daarnaast helpt het kijken naar live- of videovoorstellingen om vertrouwd te raken met hoe marionetten worden gebruikt in kunst en entertainment. Dit kan leiden tot een esthetische waardering die de angst vervangt.
4. Praat over angst
Het uiten van gevoelens met mensen die je vertrouwt werkt heel bevrijdend. Soms maakt alleen al het verwoorden van de angst het gevoel kleiner. Ook anderen kunnen angsten hebben die ze niet durven te delen. En het creëren van een veilige ruimte om over deze kwesties te praten kan de band versterken en empathie bevorderen.
Als pediofobie je leven beperkt of gepaard gaat met andere fobieën, zoek dan hulp
Fobieën kunnen verband houden met andere angststoornissen, zoals gegeneraliseerde angststoornis (GAD) of paniekstoornis.
Dus als pediofobie aanzienlijk leed veroorzaakt, het dagelijks leven beperkt of naast andere specifieke fobieën voorkomt, is het belangrijk om te beoordelen of er meer onderliggende problemen zijn. Bij twijfel is het cruciaal om hulp te zoeken bij een getrainde psycholoog. Een goede diagnose kan een duidelijker inzicht geven in de situatie en leiden tot een passende behandeling.
Alle siterte kilder ble grundig gjennomgått av teamet vårt for å sikre deres kvalitet, pålitelighet, aktualitet og validitet. Bibliografien i denne artikkelen ble betraktet som pålitelig og av akademisk eller vitenskapelig nøyaktighet.
- American Psychiatric Association. (2014). Manual diagnóstico y estadístico de los trastornos mentales (DSM-5). Madrid: Panamericana.
- Colori, S. (2018). Exposure therapy. Schizophrenia Bulletin, 44(2), 229-230. https://academic.oup.com/schizophreniabulletin/article/44/2/229/2503365?login=false
- Eaton, W. W., Bienvenu, O. J., & Miloyan, B. (2018). Specific phobias. The Lancet Psychiatry, 5(8), 678-686. https://www.thelancet.com/journals/lanpsy/article/PIIS2215-0366(18)30169-X/abstract
- Örengül, A. C., Meral, Y., & Görmez, V. (2019). Risk factors and comorbidity in childhood specific phobias. Journal of Cognitive Behavioral Psychotherapies and Research, 8(2), 81. https://jcbpr.org/article/156
- Samra, C. K., & Abdijadid, S. (2023). Specific Phobia. In StatPearls. StatPearls Publishing. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/29763098/