John Stuart Mill: kwalitatief hedonisme
John Stuart Mill hield vol dat geluk en welzijn mogelijk zijn door de maximalisatie van genot. Zijn gedachten waren een directe voortzetting van Jeremy Benthams utilitarisme. Mill stelde echter een nieuwe benadering voor, één waarin kwaliteit er meer toe doet dan kwantiteit.
Mill probeerde met zijn voorstel de vooroordelen te overwinnen waarin het utilitarisme oorspronkelijk was verwikkeld. Door een meer verfijnde benadering van de menselijke psychologie te hanteren, probeerde Mill de grondslagen van het ware geluk vast te stellen.
Plezier en geluk
Vragen over geluk dwingen ons praktisch om criteria vast te stellen om elementen te definiëren die we als waardevol beschouwen. In de morele filosofie wordt dit de waardetheorie genoemd. De waardetheorie in het utilitarisme is het hedonisme (Spaanse link). Het hedonisme stelt dat geluk te bereiken is door de toevoeging van genot en de vermindering van pijn.
Het woord hedonisme is afgeleid van het Oudgriekse hedoné. De eerste persoon die een hedonistische theorie ontwikkelde was inderdaad Epicurus, rond het jaar 300 voor Christus. Aan het begin van de 19e eeuw keerde Jeremy Bentham terug naar dit concept en vernieuwde de theoretische kracht ervan.
Bentham stelde dat “de natuur de mensheid onder de heerschappij van twee soevereine meesters heeft geplaatst: pijn en genot. Alleen zij kunnen aangeven wat we moeten doen en bepalen wat we zullen doen”. Vanuit dit gezichtspunt zijn al onze beslissingen gebaseerd op het zoeken naar aangename ervaringen en het ontsnappen aan pijnlijke.
Verschillende kenmerken van plezier
Bentham stelde een reeks criteria op om de hoeveelheid plezier of pijn te meten die handelingen kunnen opwekken. Deze zijn als volgt:
- Intensiteit -sterk of zwak.
- Duur -lang of kort.
- Zekerheid of onzekerheid.
- Propinquiteit of afstandelijkheid.
- Vruchtbaarheid (vruchtbaarheid).
- Zuiverheid
- Omvang.
Al deze kenmerken spelen in op het plezier en de pijn die individuen ervaren, behalve omvang. Dit impliceert het aantal mensen dat door een actie wordt getroffen. Vanuit Benthams perspectief wordt de waarde van genot bepaald door de intensiteit, de duur, of het vermogen om gevolgd te worden door andere genoegens of ongenoegens.
De som van genot en de vermindering ervan
Voor Bentham was de som van genot belangrijk. Hij geloofde bijvoorbeeld dat hoe meer plezier we krijgen, hoe gelukkiger we zijn. Maar als we veel van hetzelfde plezier krijgen, zal de intensiteit ervan afnemen.
Als je bijvoorbeeld van chocolade houdt, geniet je van een klein stukje. Als je het echter blijft eten, zal het geluk dat je verkrijgt afnemen. Sterker nog, als je een kilo consumeert, zul je je ongemakkelijk gaan voelen.
Daarom heeft plezier de neiging af te nemen naarmate het zich opstapelt, wat uiteindelijk een negatief gevoel opwekt. Dit verschijnsel staat bekend als afnemend marginaal nut. Het is een term die veel gebruikt wordt in de economie om het afnemende voordeel van opgestapelde goederen te verklaren.
Kwaliteit is belangrijker dan kwantiteit
Velen hebben het zoeken naar geluk door genot bekritiseerd, omdat het volgens hen een overgave aan ondeugd en losbandigheid suggereert. John Stuart Mill stelde een nieuwe benadering voor die bekend staat als kwalitatief hedonisme.
Hij beweert dat de kwantiteit van het genot er niet toe doet, maar de kwaliteit wel. In feite onderscheidde Mill twee klassen van genot, die van het lichaam en die van de geest.
Hij beweerde dat het genot van de geest samenhangt met het genot van intellectuele activiteiten. Bijvoorbeeld lezen, muziek en poëzie. Ook de bevrediging die voortkomt uit vriendschap en deugdzame handelingen viel hieronder.
Voor Mill waren de genoegens van de geest superieur aan die van het lichaam. Geconfronteerd met kritiek van degenen die zeiden dat hedonisten voorstelden zich als varkens te gedragen, antwoordde Mill:
“Het is beter een mens ontevreden te zijn dan een varken tevreden; beter Socrates ontevreden dan een dwaas tevreden. En als de dwaas, of het varken, een andere mening zijn toegedaan, dan is dat omdat ze alleen hun eigen kant van de kwestie kennen. De andere partij bij de vergelijking kent beide kanten”.
Met andere woorden, er is geen hoeveelheid lichamelijk genot dat intellectueel genot kan evenaren. Geen enkele hoeveelheid chocolade kan het plezier evenaren dat een goed kunstwerk of een leuke tijd met vrienden oplevert.
Het plezier dat voortkomt uit het cultiveren van kunst en esthetische beschouwing verhoogt ons geluk en welzijn.
Onderwijs in genot is essentieel
John Stuart Mill stelde voor dat een individu de meest uiteenlopende genoegens moet ervaren om goed te kunnen beoordelen welke de hoogste zijn. Hij beweerde echter dat velen hun intellectuele aspiraties en smaken verliezen omdat ze niet de tijd of gelegenheid hebben om ze te cultiveren en zich eraan te wijden.
Bijgevolg zag Mill onderwijs als een fundamentele motor voor de ontwikkeling van de mensheid als geheel. Hij geloofde dat de mens alleen door het cultiveren van geestelijke vermogens kan streven naar de verwezenlijking van de hoogste genoegens.
Daarom was Mill een fervent voorstander van vrij onderwijs. In feite zou je kunnen zeggen dat zijn pogingen om de Verlichting te democratiseren erop neerkwamen dat dit soort leren voor iedereen beschikbaar kwam.
De spirituele dimensie van de mens
In feite erkende Mill een bredere en invloedrijkere morele dimensie dan Bentham. Volgens zijn visie hebben we het vermogen om spirituele perfectie als doel na te streven en kan dat ons meer geluk brengen dan welk lichamelijk genot dan ook.
Mill geloofde dat we het vermogen hebben om uit te stijgen boven de dierlijke toestand en de reactieve conditionering van onze gewone verlangens. Dit betekent dat we ons kunnen richten op de producten van het intellect en de kunsten, en het cultiveren van deugd.
Daarom geloofde John Stuart Mill dat deugdzame manieren van handelen, vriendschap en het cultiveren van kunst ons meer vrede en rust geven en leiden tot een groter persoonlijk welzijn. Wat denk jij? Denk je dat het beter is om een tevreden varken of een ontevreden Socrates te zijn?
Alle siterte kilder ble grundig gjennomgått av teamet vårt for å sikre deres kvalitet, pålitelighet, aktualitet og validitet. Bibliografien i denne artikkelen ble betraktet som pålitelig og av akademisk eller vitenskapelig nøyaktighet.
- Bentham, J. (2008). Los principios de la moral y la legislación. Editorial Claridad.
- Mill, J. S. (2019). El utilitarismo. Alianza Editorial.
- Trujano Ruiz, M. M. (2013). Del hedonismo y las felicidades efímeras. Sociológica (México), 28(79), 79-109.