Het bewustzijn vanuit neurowetenschappelijk perspectief
Het bewustzijn is altijd een controversieel, moeilijk te onderzoeken onderwerp geweest. Gedurende een groot deel van de twintigste eeuw verwierpen mensen systematisch onderzoek naar het bewustzijn, zowel op psychologisch als op wetenschappelijk gebied. Een belangrijke reden was dat gedragsperspectieven toentertijd overal bewijs voor vereisten. Daarom verwierpen ze elke ‘mentalistische’ terminologie. Maar na enige vooruitgang in de cognitieve psychologie, was er een nieuwe behoefte om onderzoek te doen naar bewuste en onbewuste processen.
Het bewustzijn is een constructie die niet zo gemakkelijk te definiëren is. Hoewel de meesten van ons weten wat het is, zijn er niet veel definities die echt kunnen omschrijven hoe complex het is.
Als we het op een versimpelde zouden willen definiëren, zouden we het omschrijven als het mentale vermogen om ‘actief’ te weten wat er om je heen en in jezelf gebeurt. Het bewustzijn is datgene dat je de kennis geeft dat jij jij bent en dat je bestaat voor alles wat er om je heen gebeurt.
Wanneer je diep in de menselijke geest graaft, besef je dat er zich daar veel onbewuste processen afspelen. Bijvoorbeeld, niemand zegt tegen zijn hart dat het moet kloppen. Niemand geeft zijn tong instructies over hoe het moet bewegen wanneer hij praat. We denken simpelweg dat we deze dingen doen en ze gebeuren.
Maar hoe onbewust of bewust zijn deze processen eigenlijk precies? Wat kenmerkt deze processen? Wat is de neurofysiologische basis van het bewustzijn?
Kenmerken van bewuste en onbewuste processen
Het eerste dat een wetenschapper die het bewustzijn wil bestuderen zich zal afvragen, is hoe hij het kan meten. Het probleem hier is dat we het hebben over iets dat we onmogelijk direct kunnen waarnemen.
Daarom moeten we het op indirecte wijze meten. De eenvoudigste manier om dit te doen is meestal door iemand erover te laten praten. Er is een regel die bijna altijd werkt: als ze erover kunnen praten, dan zijn ze zich ervan bewust.
Op een gegeven moment realiseerden onderzoekers zich ook dat je ook meerdere stimuli kunt sturen naar de proefpersonen in je onderzoek. Vaak zullen ze een paar van deze stimuli wel vermelden in hun verslag, maar zullen ze andere volkomen achterwege laten. Bovendien zagen onderzoekers ook dat, zelfs als proefpersonen zich niet bewust zijn van een bepaalde stimulus, deze stimulus nog steeds van invloed kan zijn op hun gedrag.
Een voorbeeld hiervan zijn primingtechnieken. Dit zijn in principe technieken waarbij je iemand een woord laat zien en dat het onbewust makkelijker of moeilijker voor hem maakt om op een later moment een verwant woord te herkennen.
Verschillende niveaus van bewustzijn
Als het gaat om cognitieve processen, zul je tevens verschillende niveaus van bewustzijn tegenkomen:
- Subliminale processen: wanneer de stimulus zwak is of snel verdwijnt. Het reikt nooit tot je bewuste geest. Maar die stimulus kan nog steeds van invloed zijn op je gedrag, of leiden tot een ander soort proces. We moeten ook vermelden dat niet alle experts het erover eens zijn dat dit soort processen bestaan.
- Pre-bewuste processen: wanneer de stimuli sterk genoeg zijn om in je bewuste geest over te gaan. Maar in dit geval doen ze dat nog steeds niet omdat je er niet op let, dus blijven ze onopgemerkt. Een voorbeeld hiervan is onoplettende blindheid. Het betekent blind zijn voor erg opvallende stimuli omdat je aandacht ergens anders ligt. Dit is een interessant filmpje dat laat zien hoe deze processen werken.
- Bewuste processen: wanneer de stimulus sterk genoeg is om in je bewuste geest over te gaan, en je er aandacht aan besteedt, dan zal het ook daadwerkelijk in je bewuste geest overgaan. In dit geval ontvang je de informatie en kun je er actief op reageren.
We moeten hieraan ook toevoegen dat deze categorieën slechts verschillende niveaus van hetzelfde concept zijn; ze staan niet los van elkaar. Dat betekent dat elk proces zich op elk willekeurig moment ergens tussen niet waargenomen en volledig bewust kan bevinden.
De neurofysiologische basis van het bewustzijn
Een van de grote vragen in de studie naar het bewustzijn heeft betrekking op de relatie die het heeft met biologische en neurofysiologische processen. Onderzoekers hebben genoeg modellen gepresenteerd over hoe onze bewuste processen werken. Maar er hangen nog steeds veel vragen in de lucht. Onderzoek is echter wel in staat geweest om enkele van de structuren die hierbij een rol kunnen spelen, te identificeren. Alsook waarom het bewustzijn precies bestaat.
De eenvoudigste manier om de hersenstructuren met betrekking tot het bewustzijn te bestuderen, is het gebruik van hulpmiddelen voor neuro-imaging. Op die manier kun je bewuste en onbewuste processen met elkaar vergelijken. De resultaten vertellen ons meestal dat er een soort extra neurale activering betrokken is bij bewuste processen.
Wat betekent dit precies?
Dus als je van taak wisselt, veranderen de geactiveerde gebieden ook. Dit zorgt ervoor dat het lijkt alsof het bewustzijn niet gecentreerd is rond specifieke structuren. Het kan zomaar iets zijn dat ons hele brein doet. Volgens deze studies lijkt het erop dat de delen van ons brein die gewoonlijk worden geactiveerd onze pariëtale en frontale kwabben zijn. Maar je moet die informatie nog steeds met een korreltje zout nemen.
Laten we even terugkomen op die eeuwige vraag: waarom hebben we een bewustzijn? Hoewel er geen eenvoudig antwoord op deze vraag is, lijkt het erop dat de meest algemeen aanvaarde theorie de theorie is die stelt dat het bewustzijn werkt als een kleine kortsluiting. Met andere woorden, het is als een controleproces. Dit proces evalueert ons gedrag en veroorzaakt ‘kortsluitingen’ in processen die fouten vertonen.
Dit theoretische systeem zou alleen actie ondernemen met grote processen als een manier om energie te besparen en efficiënter te zijn. Dat zou ook verklaren waarom er verschillende niveaus van bewustzijn zijn.
Het bewustzijn is een fascinerend, mysterieus proces dat wetenschappers, filosofen en neurowetenschappers al heel lang proberen te verklaren. Hoe meer onderzoek we doen, hoe meer we erover leren. Maar er valt nog altijd veel meer te leren.