De afstand maakt het onmogelijk je te kussen, maar niet om met mijn hele hart van je te houden
Ik wil nooit die memorabele momenten vergeten waarin we samen hebben geprobeerd om de (geografische) afstand tussen ons te berekenen: hoeveel kilometers, hoeveel landen. Ik wil nooit al die keren vergeten waarin we, enthousiast-als-een-kind, zo vol overgave met elkaar speelden, ook al waren we ouder, en iedere dag opnieuw smoorverliefd werden. Ik op jou, en jij op mij – steeds weer. Ik herinner me nog goed hoezeer ik ervan hield om je flirterig te plagen, en om je van top tot teen onder kleine kusjes te bedelven, tot je haast geen adem meer kon halen.
Ik moet – in alle eerlijkheid – bekennen dat ik het af en toe bijna onverdraaglijk vind, dat je zo ver weg bent. Maar zelfs dat intense gevoel van gemis koester ik, omdat ik diep van binnen begrijp dat deze zoete pijn eigenlijk alleen maar bewijst hoe ongelofelijk gek ik op je ben – ondanks de fysieke kloof die ons nu toevallig scheidt.
Vlinders die de kriebels krijgen
Dichters – hoewel ze verder weinig van ons weten – reppen maar wat graag van vlinders, in 1001 kleurrijke metaforen. Ik denk zelf echter dat het eerder aanvoelt als gekieteld worden, zoals de kietels die ik jou geef om je te kalmeren; als alle andere manieren tevergeefs blijken, geen soelaas meer bieden (of gewoon als ik er enorm zin in heb). En jij laat het toe, terwijl een grote grijns mijn gezicht in beslag neemt, en ik me voor even meester van de tijd waan. Want alles staat stil, in jouw roerloos ontspannen genot – behalve je lippen, die zich lui en langzaam tot glimlach krullen.
We hebben tegenslagen te verwerken gekregen, dat klopt. Maar we hebben ook unieke uren van extase geproefd, waarin de wereld als het ware aan onze voeten lag. Waarin we – dronken van geluk – de meest idyllische scenario’s verzonnen, en die gepassioneerd geloofden. Misschien gedroegen we ons niet altijd even elegant, maar machtig moedig waren we wel.
Ik wil nog geen seconde van onze gedeelde geschiedenis vergeten
Ik wil nog geen seconde van onze gedeelde geschiedenis vergeten omdat – bij de gratie van mijn geheugen – ik jou overal met me meeneem, zelfs als onze lichamen ver, veel te ver, van elkaar verwijderd zijn. Natuurlijk, voorbij flitsende, vlug vervliegende voorstellingen, van ons, je favoriete liedje op de radio, of een half-vergaan, vergeeld liefdesbriefje op de achterkant van een bierviltje dat je me ooit schreef in die ene bar, die ene avond – zulke spontaan geschonken aandenkens houden me op de been. Maar zonder de hele constellatie aan herinneringen, in de sterrenhemel van mijn geheugen, zouden zulke losse flarden geen (romantisch) verhaal vormen, zou er geen levensecht portret van jou voor mijn geestesoog verschijnen.
Vroeg of laat breekt het gezegende ogenblik aan, waarop je werkelijk weer in mijn deuropening staat. En ik zal mijn hoofd met een ruk uit de bagagekoffer en bovenkamer van het verleden halen. Ik zal je doordringend aankijken, en je uitnodigen om samen nieuwe herinneringen te beleven. Tot die tijd – hoezeer ik je aanraakbare aanwezigheid ook mis – neem ik het zekere voor het onzekere, en draag ik je dag en nacht met me mee, in mijn gedachten. Daar leef je onafgescheiden voort, met mij, in mij, door mij.
Ik zal je zachtjes herinneren aan onze laatste zoen, en hoe die zich – als rimpelingen in een vijver – door ons hele lijf verspreidde, hoe die wederzijdse, weerspiegelende lippenstreling ons innerlijk in beroering bracht, in vuur en vlam zette zelfs. Ik zal je ogen vederlicht bedekken, en iedere wulpse welving gebruiken als blanke bladzijde van ons boek. Letter voor letter zal ik – met mijn verliefde vingers – van oksel tot voetzool, van voorhoofd tot knieholte, schrijven wat je nooit mag vergeten: hoeveel ik van je hou.
Er komt ongetwijfeld een moment van ongeduld, waarin je verzucht dat ik te traag te werk ga – maar vergelijk het eens met hoe men in de Middeleeuwen schreef. Met van die prachtige veren, die telkens weer in de inktpot gedoopt dienden te worden, en zo de scribent tot het uiterste dreven, tot – letterlijk en figuurlijk – het einde van zijn Latijn. Laat me alsjeblieft even lachen om dit beeld, want in de film tonen ze zelden het geklieder en gespetter, hoe het papier – schier onontkoombaar – onder de vlekken komt te zitten.
Ik ga nochtans onverschrokken door, maar zal niet het voorbeeld van de Hollywood-regisseurs volgen. Mijn script zal zowel goed als kwaad, het goddelijke én het goddeloze, vreugde én verdriet bevatten, want in die authentieke totaliteit openbaart zich onze horizon: het licht, de duisternis, en alles daartussenin. De weg naar het gouden geluk, aan het einde van onze voor eeuwig versmeltende regenboog, is nog lang, maar ik wil die, samen met jou, hand in hand, zij aan zij, afleggen.
Laat de verliefdheid het overnemen
Ik hou van je en ik weet niet waarom of hoe lang het al zo is of voor hoe lang het zo zal zijn. Maar ik weet wel dat ik me vrij voel, dat ik mezelf ben en dat ik gelukkig ben… Lees meer.