De 8 stadia van persoonlijke ontwikkeling volgens Erik Erikson

De 8 stadia van persoonlijke ontwikkeling volgens Erik Erikson

Laatste update: 29 maart, 2017

Erik Erikson was een Amerikaans psychoanalyticus bekend om zijn algemeen aanvaarde theorie van de persoonlijkheidsontwikkeling

Ieder mens ervaart tijden van crises in het leven en we zijn gewend dat bijna bij voorbaat als iets negatiefs te beschouwen. Volgens Erik Erikson zijn crises niet alleen onvermijdelijk, maar zelfs een natuurlijk en noodzakelijk proces, de basis van alle verandering en voortuigang. Hij definieert crises als uitdagende situaties die het ons mogelijk maken onszelf te overtreffen en meer over onszelf te weten te komen. Onze levensloop bestaat volgens hem uit acht stadia of cycli, die elk gekenmerkt worden door een specifiek conflict.

Erikson was ervan overtuigd dat mensen hun hele leven blijven veranderen en altijd nieuwe ervaringen en kennis blijven opdoen. Als dat niet namelijk niet zo was, dan zouden we haast zonder uitzondering vast komen te zitten in een bepaald (vroegtijdig) stadium van onze ontwikkeling. Sommige mensen weigeren echter volwassen te worden, terwijl anderen noodgedwongen al op jonge leeftijd voor zichzelf moeten zorgen. Dat hangt nauw samen met de omgeving waarin je opgroeit.

Erikson’s ontwikkelings-stadia

De acht stadia van de menselijke ontwikkeling, volgens Erik Erikson, zijn als volgt:

1. Basaal vertrouwen vs. basaal wantrouwen (0-1 jaar)

Pasgeborenen ontwikkelen vanaf dag één afhankelijksrelaties, bovenal met hun moeder. Zij voorziet in alle behoeften van de baby. Dankzij zulke intieme zorg ontdekt en ervaart het kindje dat het zijn ouders volledig kan vertrouwen, zo lang als zij die basisbehoeften consistent blijven vervullen.

Erik Erikson

Naarmate de zintuigen van de baby zich verder ontwikkelen, is hij of zij steeds meer in staat zijn of haar directe omgeving te herkennen. Vervolgens gaan ze voorzichtig op verkenning uit, met als eerste overwinning het zich niet voortdurend bang en benauwd meer voelen als mama (even) buiten beeld of niet in de buurt is. Als kleine kinderen hun (instinctieve) verlatingsangst niet confronteren en overtroeven, dan zullen ze later eerder last hebben van chronische scepsis en wantrouwen.

2. Autonomie vs. schaamte (1-3 jaar)

Tijdens dit stadium leert het kind zich zelfstandig te verplaatsen. Huilen en weigeren om te kruipen of lopen worden dan gebruikt om hun zin te krijgen. Als de (sociale) omgeving niet volkomen voldoet aan wat peuters nodig hebben, beginnen ze aan zichzelf te twijfelen en zullen ze nauwelijks initiatief durven nemen.

Schaamtegevoel uit zich in deze fase als niet gezien willen worden, het gezicht verbergen, woedeaanvallen, huilbuien en soortgelijk gedrag dat getuigt van emotionele overbelasting. Het ouderlijk toezicht dient op deze momenten vastberaden te zijn en tegelijk het kind te kalmeren, zodat het optimale autonomie kan ontwikkelen.

3. Initiatief vs. schuld (3-6 jaar)

Als iets deze periode bij uitstek kenmerkt, is het wel de drang om het initiatief te nemen. Helemaal bij het spelen, waarin ze allerlei rollen kunnen ontdekken en die vrijuit uitleven. Het kind leert aldoende zijn eigen identiteit en potentie kennen en vormgeven. Je voorstellen wie en wat je later wilt worden, dat is op deze leeftijd initiatief nemen.

Rivaliteit en jaloezie kunnen ook de kop opsteken in deze fase. Het kind verlangt ernaar altijd in het middelpunt van de belangstelling te staan en komt in opstand zodra de moeder iemand anders aandacht geeft. Als ze niet deze bevoorrechte behandeling ontvangen, zullen ze zich schuldig en ongerust voelen.

Jongetje met Beer

4. IJver vs. minderwaardigheid (6 jaar tot adolescentie)

In deze fase gaan kinderen naar school. En of ze zich er nou op hun gemak voelen of juist ontevreden zijn, op deze plek zullen ze erkenning krijgen voor getoonde inspanningen. Ze bevinden zich in een positie om nieuwe vaardigheden en kennis op te doen. Kortom: om productief te worden.

Onze cultuur is in hoge mate gespecialiseerd geraakt, waardoor de maatschappij als geheel complexer is geworden en individueel initiatief ingewikkelder. Het risico inherent aan dit stadium is dat bij een gebrek aan bevestiging, kinderen kunnen gaan geloven dat ze tekortschieten en zo minderwaardigheidsgevoelens ontwikkelen.

5. Identiteit vs. rolverwarring (pubertijd)

Tijdens deze groeispurtperiode van biologische (en hormonale) veranderingen beginnen tieners te twijfelen aan alles wat ze voorheen vertrouwden. Dat wil zeggen, aan alle kennis, vaardigheden en ervaringen die ze tot dan toe opgedaan en vergaard hebben. Met als meest ingrijpend gevolg: een acute persoonlijkheidscrisis.

Adolescenten liggen dan ook dikwijls in de knoop met hun eigen zelfbeeld en worstelen hevig met het spanningsveld van hun wisselvallige identiteit: wie was ik en wie wil ik (niet meer) zijn of worden. Zo ontstaat innerlijk verwarring. Pubers zijn derhalve enorm vatbaar voor allerlei indrukken en neigen normaliter naar uitgesproken idealisme. Als ze deze woelige tijd op de juiste wijze verwerken, leidt dat tot een solide karakter en evenwichtige individualiteit. Mocht dat onverhoopt niet lukken, dan blijven ze zich anders voordoen dan wie ze werkelijk zijn.

Opgroeien

6. Intimiteit vs. isolatie

Dit dilemma doet zich voor wanneer de jongvolwassene zich in professioneel, emotioneel en politiek opzicht begint vast te leggen en tegelijk beseft dat zulke maatschappelijke plaatsbepaling onherroepelijk gepaard gaat met het maken van opofferingen. Als angst hen belemmert om zulke verplichtingen en relaties aan te gaan, lopen ze het gevaar van sociale afzondering.

Door belangrijke beslissingen te nemen en uitdagingen aan te gaan, bereiken ze in deze fase stabiliteit. Hun opvattingen omtrent werk, vriendschap en familie verdiepen en versterken zich. Alles bij elkaar, zetten ze zo de definitieve stap naar zelfstandigheid en volwassenheid.

7. Generativiteit vs. stagnatie

Erikson definieerde generativiteit als het verlangen, op latere leeftijd, om de jongere generaties te begeleiden en hen te helpen hun plek in de wereld te vinden.  Als dit niet gebeurt, kan men last krijgen van een ongewenst gevoel van persoonlijke stagnatie, van het jezelf niet langer overstijgen en niet(s) bijdragen aan de toekomst.

Alleen als mensen zowel teleurstellingen als triomfen hebben meegemaakt en zich met tijd en aandacht hebben gewijd aan het verwekken en verspreiden van hun ideeën, kunnen ze uiteindelijk ervaren wat het is om tot wasdom te komen.

8. Ego-integriteit vs. wanhoop

De laatste levensfase kan ofwel kalm en vredig zijn, ofwel vol radeloosheid en rusteloosheid. Dat hangt helemaal af van het verloop van de zeven voorgaande stadia. Op oudere leeftijd hoort iemand in staat te zijn om zijn of haar leven te evalueren, met realiteitszin en een gerijpt begrip van de wereld en zichzelf.

Als je in dit stadium bezinning en beleving kunt combineren, denken en doen in harmonie hebt gebracht, dan is een gevoel van integriteit jouw beloning. Zijn er echter conflicten of eerdere gestagneerde ontwikkelingsstadia die je als senior nog parten spelen, dan zul je allicht geteisterd worden door fervente angst voor ziekte, lijden en de dood.


Deze tekst wordt alleen voor informatieve doeleinden aangeboden en vervangt niet het consult bij een professional. Bij twijfel, raadpleeg uw specialist.