Vijf boeddhistische verhalen waar je wijzer van wordt
Boeddhisme komt van het woord ‘bodhati’, wat ‘hij ontwaakt’ betekent. De filosofie van het boeddhisme wordt dan ook beschouwd als de filosofie van ‘het proces van ontwaken’. Een proces door middel waarvan je niet alleen je ogen moet openen, maar ook al je andere zintuigen en je verstand. Je kunt dit op vele manieren doen en een van deze manieren is door middel van boeddhistische verhalen.
Deze vijf boeddhistische verhalen zullen je aanmoedigen om je niet langer lusteloos te voelen, een dieper inzicht te ontwikkelen en een wijzere persoon te worden. We hopen dat je net zo van deze verhalen geniet als wij en dat je je voordeel zult doen met alle wijsheid die ze bevatten.
Het kopje thee
De professor arriveerde bij het huis van de zenmeester en al jubelend over alle titels en diploma’s die hij gedurende zijn lange jaren van studie verworven had, stelde hij zichzelf voor. Vervolgens vertelde hij de zenmeester wat de reden was van zijn bezoek, namelijk het leren van alle geheimen van de zenwijsheid.
In plaats van hem van alles uit te leggen, nodigde de meester hem uit voor een kopje thee. Toen het kopje bijna vol zat bleef de wijze man, die blijkbaar ergens door werd afgeleid, de thee maar inschenken, waardoor de vloeistof op de tafel terechtkwam.
De professor kon het niet laten om iets te zeggen. “Het kopje is vol, er past geen thee meer bij,” waarschuwde hij. De meester zette de theepot neer en bevestigde: “Jij bent als het kopje: je arriveerde hier tot aan de rand gevuld met meningen en vooroordelen. Tenzij je kopje leeg is, zul je niets kunnen leren.”
De eerste van deze vijf boeddhistische verhalen leert ons dat als we vol met vooroordelen zitten, het onmogelijk is om te leren en nieuwe overtuigingen in overweging te kunnen nemen. Het is nodig dat we ‘onszelf leegmaken’ van oude principes en openstaan voor nieuwe leringen.
Het cadeau
Boeddha was bezig zijn leringen over te brengen op een groep discipelen toen een man hem benaderde en hem beledigde, met de intentie om hem aan te vallen. In het bijzijn van alle aanwezigen reageerde Boeddha met de grootst mogelijke rust. Hij bleef volledig kalm en stil.
Toen de man weg was, stelde een van de discipelen, die woedend was om het gedrag, Boeddha de vraag waarom hij zich op deze manier had laten misbruiken door een vreemdeling. Boeddha antwoordde heel rustig: “Als ik jou een paard cadeau geef, maar jij het niet accepteert, wiens paard is het dan?” Na een moment van twijfel antwoordde de discipel: “Als ik het niet aanvaard, dan blijft het van u.”
Boeddha knikte en legde uit dat hoewel sommige mensen er misschien voor kiezen om hun tijd te verspillen met het beledigen van anderen, wij nog altijd de keuze hebben of we deze beledigingen accepteren of niet, net zoals met elk ander cadeau. “Als jij het aanneemt, dan accepteer je het. En zo niet, dan blijft degene die jou beledigt simpelweg achter met een belediging in zijn handen.”
We kunnen de persoon die ons kwetst niet de schuld geven, het is tenslotte onze beslissing of we zijn woorden accepteren of dat we ze achterlaten op dezelfde mond waar ze uitkwamen.
Twee boeddhistische monniken en een mooie vrouw
Twee boeddhistische monniken, één oud en één jong, waren aan het wandelen buiten het klooster, vlakbij een rivier die overstroomd was. Een mooie vrouw benaderde de monniken en vroeg hen om haar te helpen de rivier over te steken. De jonge monnik was geschokt bij het idee alleen al dat hij haar in zijn armen zou nemen, maar de oude monnik tilde haar simpelweg op en bracht haar naar de overkant. En de monniken vervolgden hun wandeling.
Maar de jonge man kreeg het voorval niet uit zijn hoofd en uiteindelijk riep hij: “Meester! U weet dat wij de eed van onthouding hebben afgelegd. Wij mogen een vrouw niet op die manier aanraken. Hoe kon u die mooie vrouw in uw armen nemen, het haar toelaten dat zij haar armen om uw nek slaat, haar borsten tegen uw borst aandrukt en haar op die manier naar de overkant van de rivier brengen?” De oude man antwoordde: “Kind van mij, jij draagt haar nog steeds!”
Dit derde boeddhistische verhaal helpt ons te begrijpen dat we het verleden en alle schuldgevoelens en wrok die hiermee gepaard gaan nog altijd bij ons dragen en dat we het in ons hoofd vaak erger maken dan het eigenlijk was. Door te accepteren dat het voorval geen deel uitmaakt van ons heden, kunnen we een grote emotionele last van onze schouders aflaten vallen.
Intelligentie
Op een middag zagen sommige mensen hoe een oude vrouw ergens naar op zoek was buiten haar hut. “Wat is er aan de hand? Wat zoekt u?” vroegen de mensen haar. “Ik ben een speld kwijtgeraakt,” zei ze. En alle mensen die aanwezig waren begonnen samen met de oude vrouw naar de speld te zoeken.
Op een gegeven moment zei een van hen: “De straat is heel erg lang en de speld heel erg klein. Waarom vertelt u ons niet waar u de speld precies heeft laten vallen?” “In mijn huis,” zei de oude vrouw.
“Bent u gek geworden? Als u de speld in uw huis heeft laten vallen, waarom zoekt u deze dan buiten?” vroegen de mensen haar. “Omdat er buiten zonlicht is, maar in mijn huis niet,” zei de vrouw laconiek.
Dit vierde boeddhistische verhaal herinnert ons eraan dat we vanuit gemak vaak buiten onszelf naar iets op zoek zijn, terwijl dit in werkelijkheid juist in onszelf zou moeten worden gevonden. Waarom proberen we het geluk buiten onszelf te vinden? Hebben we het daar verloren?
We zijn niet hetzelfde
Niemand is ooit zo welwillend en meelevend geweest als Boeddha was in zijn tijd. Een van zijn neven was de kwade Devadatta, die altijd jaloers was en erop uit was om hem slecht voor de dag te laten komen. Hij was zelfs bereid om Boeddha te vermoorden.
Op een dag, terwijl Boeddha rustig aan het wandelen was, gooide zijn neef Devadatta vanaf een heuvel een zware steen naar hem. De steen kwam naast Boeddha terecht en dus was Devatta’s poging om hem te vermoorden mislukt. Boeddha bleef onbewogen, zelfs nadat hij zich realiseerde wat er was gebeurd, en hij bleef glimlachen.
Dagen later kwam Boeddha zijn neef tegen en vriendelijk zei hij hem gedag. Devatta vroeg hem verrast: “Ben je dan niet boos?” “Nee natuurlijk niet,” verzekerde Boeddha hem.
Nog altijd onthutst vroeg Devatta hem: “Waarom niet?” En Boeddha zei: “Omdat jij niet langer diegene bent die de steen gooide en ik niet langer dezelfde persoon die er was toen de steen gegooid werd.”