Experiment van Quattrone en Tversky over zelfbedrog

In het experiment van Quattrone en Tversky werd duidelijk dat mensen een sterke neiging hebben om elkaar leugens te vertellen en ze te geloven. We veranderen of onderdrukken informatie, soms bewust, soms niet, om interne conflicten en problemen te vermijden.
Experiment van Quattrone en Tversky over zelfbedrog

Laatste update: 23 februari, 2021

Als iemand het je zou vragen, zou je waarschijnlijk zeggen dat je nooit betrokken raakt bij leugens en bedrog. De meesten van ons geloven namelijk dat we leven naar de waarheid en dat we volledig oprecht zijn in de meeste van onze woorden en daden. Het experiment van Quattrone en Tversky bewees echter dat dit niet het geval is.

Het experiment van Quattrone en Tversky werd uitgevoerd in 1984 (Engelse link) en werd oorspronkelijk gepubliceerd in het Journal of Personality and Social Psychology.

Het hoofddoel van deze studie was het bestaan aan te tonen van een cognitieve bias die bekend staat als het bevestigingsvooroordeel, of confirmation bias. Dit heeft te maken met de behoefte om onszelf ervan te overtuigen dat wat we denken dat waar is, ook waar is, of dat nu zo is of niet.

Deze confirmation bias heeft alles te maken met leugens en bedrog. In dit geval richten dergelijke leugens zich echter voornamelijk op onszelf. We hebben het hier over zelfbedrog.

Dit is een proces waarin we aspecten van de werkelijkheid die in tegenspraak zijn met onze overtuigingen of die ons ongemakkelijk maken niet langer zien of in overweging nemen.

Het experiment van Quattrone en Tversky toont aan dat we onszelf vaak bedriegen. We doen het niet met slechte bedoelingen, of uit gebrek aan respect voor de waarheid. Het is gewoon een mechanisme dat ons helpt om pijnlijke of ongemakkelijke aspecten van de werkelijkheid niet onder ogen te hoeven zien.

Een vrouw met een lint rond haar hoofd

Het experiment van Quattrone en Tversky

Het experiment van Quattrone en Tversky was gebaseerd op een groep van 34 vrijwilligers. De onderzoekers vertelden hen dat zij onderzoek deden naar “de medische en psychologische aspecten van atletiek.” Hoewel dit niet waar was, was het noodzakelijk dat de deelnemers geloofden dat het wel zo was.

Vervolgens vroegen de onderzoekers hen om hun armen in koud water onder te dompelen. De onderzoekers vertelden hen dat hun mate van weerstand tegen het koude water een zeer belangrijke indicator was van hun algemene gezondheid. Ook dit was niet waar.

Ze vroegen hen ook andere soorten taken uit te voeren. Daartoe behoorden fietsen en soortgelijke activiteiten, die slechts als afleiding bedoeld waren.

Aan het eind van dit alles spraken ze met de vrijwilligers over “levensverwachting.” In het gesprek vertelden de onderzoekers hen dat er twee soorten harten zijn. Type I is resistenter en daardoor minder kwetsbaar om na verloop van tijd hartziekten te ontwikkelen. Type II, daarentegen, had een zwak hart dat vatbaar was voor ziekte.

Een draai aan het experiment

Na deze eerste fase, nam het experiment van Quattrone en Tversky een wending. De groep vrijwilligers werd in tweeën gesplitst. Afzonderlijk vertelden de onderzoekers groep een dat de armen ondergedompeld in koud water een indicator waren van of elk van hen een type I of type II hart had.

Ze voegden eraan toe dat degenen met een type I hart, dat wil zeggen het sterke en veerkrachtige hart, in staat zouden zijn hun armen langer in het koude water onder te dompelen. Tegen de andere groep zeiden ze het tegenovergestelde, namelijk dat degenen met een sterk hart het minder lang zouden uithouden met hun armen ondergedompeld in het koude water.

Hierna werd aan alle vrijwilligers gevraagd hun armen opnieuw in koud water te houden, zodat ze opnieuw konden worden geëvalueerd. De resultaten waren merkwaardig. De leden van de eerste groep lieten hun armen veel langer onder koud water dan toen ze het experiment voor het eerst deden. Bij de andere groep gebeurde het tegenovergestelde.

Twee emmers gevuld met water

De conclusies van het experiment

Over het geheel genomen varieerde de tijd dat zij hun armen in het koude water hielden gemiddeld met tien seconden.

Degenen die het eerst 35 seconden uithielden, hielden het nu 45 seconden uit als ze in groep één zaten. En degenen die het 35 seconden hadden uitgehouden, hielden het nu 25 seconden uit als ze in groep twee zaten. Wat konden de onderzoekers hieruit concluderen?

Om hun definitieve conclusies te trekken, stelden de onderzoekers alle deelnemers één vraag. Zij vroegen hen of de informatie over de twee soorten harten hen meer of minder had doen verdragen met hun armen in het koude water, om te bewijzen dat zij een sterk hart hadden.

Van de 38 vrijwilligers ontkenden er 29 dit. Vervolgens werd hun gevraagd of zij geloofden dat zij een gezond hart hadden. Zestig procent van degenen die hadden ontkend dat ze door de informatie waren beïnvloed, zei ja.

Volgens de onderzoekers bewezen de resultaten dat we een sterke neiging hebben tot zelfbedrog. Sommige mensen onderdrukken ware informatie volledig, alleen maar om zichzelf (en anderen) te bewijzen dat ze gelijk hebben. Op die manier vermijden ze situaties die ongemakkelijk of verontrustend kunnen zijn.


Alle siterte kilder ble grundig gjennomgått av teamet vårt for å sikre deres kvalitet, pålitelighet, aktualitet og validitet. Bibliografien i denne artikkelen ble betraktet som pålitelig og av akademisk eller vitenskapelig nøyaktighet.


  • Trivers, R. (2013). La insensatez de los necios. La lógica del engaño y el autoengaño en la vida humana. Katz Editores.


Deze tekst wordt alleen voor informatieve doeleinden aangeboden en vervangt niet het consult bij een professional. Bij twijfel, raadpleeg uw specialist.