Allan Paivio en zijn dubbele coderingstheorie
De dubbele coderingstheorie is een cognitieve theorie die Allan Paivio in 1971 voorstelde. De basis ervan is het idee dat mentale beeldvorming het leren helpt. Zo stelt deze theorie voor dat het mogelijk is het een impuls te geven. Dit komt doordat de leerstof uitgebreid wordt door verbale associaties en visuele beelden.
Menselijke cognitie is een complex proces dat in staat is tegelijk om te gaan met de input van taal en non-verbale voorwerpen en gebeurtenissen. In overeenstemming met Allan Paivio’s dubbele coderingstheorie, houdt het taalsysteem zich rechtstreeks bezig met taalkundige input en output.
Dit alles terwijl het symbolische beelden gebruikt om gedragingen en gebeurtenissen een plaats te geven. Het heeft dus een dubbele functionaliteit.
“De menselijke cognitie is uniek in die zin dat ze gespecialiseerd is geworden voor het gelijktijdig omgaan met taal en met non-verbale objecten en gebeurtenissen. Bovendien is het taalsysteem eigenaardig in die zin dat het rechtstreeks met linguïstische input en output (in de vorm van spraak of schrift) omgaat en tegelijk een symbolische functie vervult ten aanzien van non-verbale voorwerpen, gebeurtenissen en gedragingen. Elke representatietheorie moet aan deze dubbele functionaliteit tegemoet komen.”
-Allan Paivio-
De dubbele coderingstheorie door Allan Paivio
Volgens Paivio zijn er twee manieren waarop een mens wat hij leert kan uitbreiden met verbale associaties en visuele beelden. De dubbele coderingstheorie stelt dat men zowel visuele als verbale gegevens kan gebruiken om informatie weer te geven.
Visuele en verbale informatie verwerken verschillend en op verschillende kanalen in de menselijke geest, wat resulteert in afzonderlijke representaties voor de informatie die op elk kanaal in proces is.
De hersenen gebruiken de mentale codes die met deze representaties corresponderen om de binnenkomende informatie te ordenen die ze kunnen opslaan, terughalen en zelfs wijzigen voor later gebruik.
Het kan zowel visuele als verbale codes gebruiken om informatie te onthouden. Bovendien verhoogt het coderen van een stimulus op twee verschillende manieren de kans op het terughalen van een gememoriseerd voorwerp.
Er zijn drie verschillende soorten verwerking binnen de dubbele coderingstheorie: representatieve, referentiële verwerking, en associatieve verwerking. In de meeste gevallen heeft het onderbewuste alle drie de vormen nodig als het om een bepaalde taak gaat. Met andere woorden, een bepaalde taak kan een van de drie soorten verwerking of alle vereisen.
Paivio postuleert ook dat er twee verschillende soorten representatieve eenheden zijn. De “beelden” voor mentale beelden en de “logo-gens” voor verbale entiteiten. De organisatie van logo-gens gebeurt in termen van associaties en hiërarchieën. Op hun beurt ordenen ze beelden in termen van deel-geheel relaties.
- Van representatieve verwerking is sprake wanneer verbale of non-verbale representaties direct geactiveerd worden.
- Ook is er sprake van referentiële verwerking wanneer de activering van het verbale systeem gebeurt door het non-verbale systeem of omgekeerd.
- Bovendien is er associatieve verwerking wanneer voorstellingen binnen hetzelfde systeem – verbaal of non-verbaal – geactiveerd worden.
Commentaar op de dubbele coderingstheorie
Er is enige controverse over de beperkingen van Allan Paivio’s dubbele coderingstheorie. Zo houdt zo’n theorie bijvoorbeeld geen rekening met de mogelijkheid dat cognitie bemiddelt door iets anders dan woorden of beelden. In dit opzicht is er niet genoeg onderzoek om vast te stellen of woorden en beelden de enige manier zijn waarop mensen elementen onthouden.
Een andere beperking van de dubbele coderingstheorie is dat ze alleen geldig is voor tests waarbij mensen zich moeten concentreren op het vaststellen hoe begrippen samenkomen.
Het is veel moeilijker om coderingen te gebruiken en zich het woord later te herinneren als ze geen associaties kunnen vormen tussen een woord en een beeld. Dit beperkt de effectiviteit van de dubbele coderingstheorie.
Bovendien aanvaardt niet iedereen deze theorie. Zo stelden John Anderson en Gordon Bower de propositietheorie voor als alternatief voor de manier waarop men mentaal kennis voorstelt.
De propositietheorie beweert dat mensen mentale voorstellingen opslaan als proposities in plaats van beelden. Hier is de definitie van een propositie de betekenis die ten grondslag ligt aan de relatie tussen de begrippen. Deze theorie stelt dat beelden het resultaat zijn van andere cognitieve processen. Dit komt omdat kennis niet in de vorm van beelden, woorden, of symbolen wordt weergegeven.
Alle siterte kilder ble grundig gjennomgått av teamet vårt for å sikre deres kvalitet, pålitelighet, aktualitet og validitet. Bibliografien i denne artikkelen ble betraktet som pålitelig og av akademisk eller vitenskapelig nøyaktighet.
- Clark, J. M. & Paivio, A. (1991). Dual coding theory and education. Educational Psychology Review, 3(3), 149-170.
- Paivio, A. (1971). Imagery and Verbal Processes. New York: Holt, Rinehart & Winston.
- Paivio, A. (1986). Mental Representations. New York: Oxford University Press.
- Paivio, A. & Begg, I. (1981). The Psychology of Language. New York: Prentice-Hall.
- Pylyshyn, Z. W. (1973). What the mind’s eye tells the mind’s brain: A critique of mental imagery. Psychological Bulletin, 80, 1-24.
- Reed, S. K. (2010). Cognition: Theories and application (8th ed.). Belmont, CA: Wadsworth Cengage Learning.
- Sternberg, R. J. (2003). Cognitive theory (3rd ed.). Belmont, CA: Thomson Wadsworth.