Alfred Adler, de vader van de individuele psychologie

Alfred Adler, de vader van de individuele psychologie

Laatste update: 18 mei, 2018

Alfred Adler was een Weense arts die een grote invloed gehad heeft op de theorieën over de menselijke geest. Adler, Sigmund Freud en Carl Gustav Jung zijn “de grote drie.” Zij zijn met andere woorden de grondleggers van wat wij kennen als de “dieptepsychologie.”

Adler werd geboren in Wenen, Oostenrijk op 7 februari 1870. Hij was de tweede van zes kinderen. Zijn vader was een Joodse graanhandelaar en zijn moeder was huisvrouw. Hij bracht zijn kindertijd in de buitenwijken van de Oostenrijkse hoofdstad door. Adler had bovendien een erg tere gezondheid. Dit kwam gedeeltelijk omdat hij aan rachitis leed. Maar hij was ook ooit geraakt geweest door een auto.

“Geen enkele ervaring is een oorzaak van succes of falen. We lijden niet aan de schok van onze ervaringen, het zogenaamde trauma – maar we maken van onze ervaringen alleen wat past bij onze doelstellingen.”

-Alfred Adler-

Eén van kinderen in het gezin stierf aan difterie toen Adler slechts vier jaar oud was. Hoewel ze samen een bed deelden, liep Adler de ziekte niet op. Maar hij kreeg een ernstige longontsteking toen hij vijf jaar oud was. Hij heeft er de rest van zijn leven last van gehad. Het was op dat moment dat hij besloot arts te worden. Voor de rest was hij een normaal kind en erg extravert en speels. Hij had geen speciale voorkeur voor zijn studies maar hij was wel erg competitief.

Alfred Adler behaalde in 1895 zijn medische graad aan de universiteit van Wenen. Hij begon toen te werken als oftalmoloog. Dat betekende dus dat hij in contact kwam met mensen die slechtziend waren. En hier begon hij ook vorm te geven aan zijn ideeën over de menselijke geest. Later schakelde hij over naar algemene geneeskunde. In zijn geneeskundige praktijk ontving hij ook patiënten uit het circus. Het was die ervaring die zijn ideeën omtrent inferioriteit en superioriteit beïnvloed heeft. Later zou hij deze begrippen ontwikkelen. Daarna heeft hij ook als neuroloog gewerkt en tenslotte als psychiater.

De ontmoeting tussen Alfred Adler en Sigmund Freud

Vanuit zijn medische praktijk raakte Alfred Adler geïnteresseerd in het fenomeen van de menselijke geest. Zonder een duidelijk doel begon de jonge Weense arts materiaal te verzamelen over de lichamelijke en psychische gevolgen van een handicap of van biologische beperkingen. In 1902 ontmoette hij Sigmund Freud. Zijn ideeën intrigeerden Adler.

Alfred Adler

Freud zelf nodigde Adler uit om lid te worden van zijn intieme kring. Alfred Adler begon dus deel te nemen aan de beroemde bijeenkomsten bij Freud thuis. In het begin noemden ze het “Het Psychologiegenootschap op Woensdag.” Maar later werd dit “Het Weense Psychoanalytische Genootschap.” In 1904 gaf Adler voor de eerste keer uiting aan zijn twijfels over de Freudiaanse theorie. Maar hij bleef lid van het psychoanalytische genootschap omdat zijn mentor het hem uitdrukkelijk vroeg.

In 1910 startte hij samen met Freud en Stekel de uitgave van het tijdschrift voor Psychoanalyse. Adler was de directeur van de publicatie. Maar de spanning met de theorie van Freud groeide. In augustus 1911 besloot Adler zich definitief af te scheiden van de traditionele psychoanalyse. In een hoofdartikel van het tijdschrift dat hij leidde, kondigde hij zijn vertrek aan.

De meningsverschillen van Adler met de klassieke psychoanalytische theorie

Alfred Adler deelde vele veronderstellingen met Sigmund Freud. Eigenlijk heeft hij ze zelf nooit volledig afgezworen. Toch had hij ernstige bezwaren over bepaalde dingen waarop de vader van de psychoanalyse zich richtte. In feite ging Adler niet akkoord met Freud wat betreft twee belangrijke punten:

  • Adler geloofde niet dat de essentiële drijfveer van het menselijk gedrag seksueel was.
  • Bovendien geloofde hij niet in het absolute allesbepalende van het onbewuste.
Alfred Adler

In tegenstelling tot Freud dacht Adler dat de fundamentele menselijke drijfveer de wilskracht was en niet het seksuele instinct. De filosofie van Nietzsche had een sterke invloed op de filosofie van Adler. Hij geloofde dat de wilskracht van een menselijk wezen even belangrijk of belangrijker was dan de seksuele drift. Adler hield vol dat frustratie de aanleiding was van een minderwaardigheidscomplex. Op zijn beurt werd dit een voedingsbodem voor verschillende psychologische stoornissen.

Tegelijkertijd verwierp Adler het idee dat onze vroegste ervaringen in het onbewuste aanwezig blijven en ons geestelijke leven bepalen. Integendeel, voor hem had het vermogen van het individu om richting en betekenis in het hier en nu aan zijn leven te geven een enorme waarde.

De grondslag van de theorie van Adler was afkomstig van de observaties van zijn patiënten. Velen van hen droegen een lange geschiedenis van lichamelijke beperkingen met zich mee. Hij stelde vast dat sommige mensen die ervaringen omzetten in motivatie. Zo ontwikkelden ze originele manieren om hun beperkingen te compenseren. Maar andere patiënten lieten toe dat hun frustraties hen neerhaalden. Die personen gingen niet vooruit. Op basis van die observaties hechtte Alder groot belang aan de menselijke wilskracht om ontberingen te boven te komen.

De individuele psychologie van Alfred Adler

In 1911 richtte Adler de Vereniging voor Vrij Psychoanalytisch Onderzoek op. In 1912 veranderde hij de naam en werd het de Vereniging voor Individuele Psychologie. De term “individuele psychologie” kan misschien tegenstrijdig klinken. Want Adler geloofde dat sociale factoren en de omgeving belangrijk waren voor het welzijn van een individu. Adler bedacht de term “individueel” omdat hij geloofde dat het gewicht van de sociale invloed op elke persoon een verschillend effect heeft. Deze redenering is vergelijkbaar met de verklaring over invaliditeit waarnaar we eerder verwezen hebben.

Alfred Adler

Eén van de eerste begrippen die Adler gebruikte, was “compensatie.” Dit was gebaseerd op het model van de “aangeboren pathologie.” Dit model beweerde dat het lichaam elk biologisch gebrek automatisch compenseert. Deze compensatie begint in de geest en vertaalt zich dan naar het lichaam. Als oftalmoloog had hij gemerkt dat vele patiënten met aanzienlijke zichtproblemen uitstekende lezers waren.

Volgens Adler was de voornaamst drijfkracht bij elk individu de wilskracht. Maar wanneer deze kracht belemmerd wordt, dan verschijnt wat hij het “minderwaardigheidscomplex” noemt. Dit is een neurotisch gevoel van onvermogen of onbekwaamheid dat voortkomt uit de ervaringen en uit de omgeving. Om deze toestand te compenseren ontwikkelt het individu een “superioriteitscomplex.” Dit houdt in dat de persoon onevenredige hoge ideeën over zichzelf en hoge verlangens heeft.

In deze gevallen leidt het compensatieproces tot twee beschikbare mogelijkheden. Eén mogelijkheid is dat het individu zijn gevoel van minderwaardigheid compenseert door nieuwe vermogens te ontwikkelen. Een andere mogelijkheid is dat het individu gevangen zit in dit gevoel van minderwaardigheid en dat hij een ongezond superioriteitscomplex ontwikkelt. Dit leidt dan tot cynisme, frustratie, onverschilligheid en zelfs misdaad.

De erfenis van Alfred Adler

In zijn tijd had het nalatenschap van Alfred Adler een belangrijke invloed. Het was niet alleen in Europa populair maar ook in de Verenigde Staten. Daar was hij een succesvol spreker. Hij was zelfs een bezoekend professor aan gezaghebbende universiteiten. En dit gebeurde allemaal niettegenstaande zijn boeken en ideeën tijdens de opkomst van de nazi’s in zijn thuisland en in vele plaatsen in Europa verboden waren.

De klemtoon op de individuele wil en op het vermogen van het individu om zijn of haar lotsbestemming te veranderen had een grote impact op de latere denkscholen. Daartoe behoren de humanistische psychologie, de sociale psychoanalyse van Erich Fromm en de logotherapie van Viktor Frankl. Bovendien gebruikt de zelfhulp-psychologie vaak vele van zijn theorieën.

De grondbeginselen van de individuele psychologie heeft hij uitgelegd in zijn boek Het neurotische karakter dat in 1912 gepubliceerd werd. Ook andere werken bepalen zijn nalatenschap. Dit zijn enkele voorbeelden: De praktijk en de theorie van de individuele psychologie (1920); Mensenkennis (1926); Begrijpen van de menselijke aard (1928 – 1930); De opvoeding van kinderen; De wetenschap van het leven (1957); Superioriteit en sociale belangstelling (Nagelaten werk 1965).


Deze tekst wordt alleen voor informatieve doeleinden aangeboden en vervangt niet het consult bij een professional. Bij twijfel, raadpleeg uw specialist.