Wat houdt inclusief onderwijs precies in?
Vanuit het perspectief van de onderwijspsychologie gebruiken we niet langer het woord ‘geïntegreerd’, maar ‘inclusief’. Is inclusief onderwijs alleen maar een gemoderniseerde term, of houdt het ook een verandering in van de waarden en uitoefening?
Je zou kunnen denken dat het veranderen van een woord in een ander woord niet veel betekenis heeft. Maar we definiëren onze wereld door middel van concepten, en het veranderen van een term betekent een verandering van perspectief.
Als je naar een willekeurige school gaat en vraagt of de studenten geïntegreerd zijn, zullen ze waarschijnlijk ja zeggen en het oprecht menen. Ze zullen je de namen van studenten geven van verschillende afkomsten. De school zal je vertellen dat ze een goede opleiding krijgen.
Vraag ze dan of de studenten het gevoel hebben dat ze zich inbegrepen voelen in de school. Hun antwoord zal dan waarschijnlijk minder feitelijk zijn.
De verschillen tussen integratie en inclusiviteit
Als we het hebben over integratie, kijken we of sociaal achtergestelde leerlingen onderwijs krijgen die vergelijkbaar is met die van andere leerlingen. Het vraagt of iemand binnen of buiten een educatieve omgeving staat.
Aan de andere kant betekent inclusiviteit nog meer dan dat. Het sociale en persoonlijke welzijn van de leerlingen is het meest belangrijke.
Inclusiviteit houdt in dat leerlingen gelijkwaardig en respectvol worden behandelt, als de unieke personen die ze zijn. Het is ook belangrijk om te zien of ze zich op hun gemak voelen met het ecosysteem van de school. Dat wil zeggen, of ze zich zorgen maken of ze vrienden hebben en deel uitmaken van het leven binnen de school.
Een belangrijk verschil tussen de twee termen is dat de ene universeel is en de ander selectief. Als we het hebben over integratie, richten we ons op een gestigmatiseerde groep die een ‘normale’ educatie krijgen.
Als we het echter over inclusief onderwijs hebben, hebben we het over de persoonlijke situatie van alle leerlingen en het doel van de school om iedereen te omvatten.
Iedere leerling, zelfs als ze geen onderdeel uitmaken van een gestigmatiseerde groep, kan zich buiten gesloten voelen. Bijvoorbeeld, een verlegen kind dat niet makkelijk vrienden maakt. Of een leerling die zich zorgen maakt over zijn of haar seksuele geaardheid.
Zij voelen zich misschien buitengesloten. Het integratiemodel negeert deze kinderen, wat soms rampzalige gevolgen heeft.
Redenen voor inclusiviteit
De belangrijkste reden voor inclusief onderwijs is niet om het sociale en persoonlijke welzijn te garanderen alleen omdat het buzzwords zijn. We moeten verder denken dan dat. Het doel van inclusiviteit is om de educatie en het leren van studenten te verbeteren. Het belangrijke is dat zich volledig kunnen ontwikkelen, zonder obstakels.
Om dit mogelijk te maken is het sociale en persoonlijke welzijn van de leerling van cruciaal belang. Tenslotte heeft iemand met sociale en persoonlijke problemen weinig middelen, wat dan ook weer leidt tot een obstakel in het leerproces.
Speciaal onderwijs is een voorbeeld hiervan. Het is ontwikkeld als onderdeel van het integratiemodel. Het biedt speciale lessen voor leerlingen die niet konden meekomen met de ‘normale’ klassen.
Het is echter meer een soort van uitsluiting geworden dan dat het steun biedt. Het geeft leerlingen het etiket ‘niet normaal’, en dit heeft gevolgen voor hun sociale en persoonlijke welzijn.
Een ander essentieel punt is dat als we willen onderwijzen met gelijkheid, samenwerking en zonder discriminatie, moeten we het goede voorbeeld geven. We kunnen niet iets onderwijzen tenzij de school dit model van inclusief onderwijs uitdraagt.
Wat kunnen we doen om inclusief onderwijs te hebben?
Als we kijken naar fouten, is het makkelijk om theorieën te creëren die deze oplossen. Maar als het gaat om het in de praktijk brengen van deze theorieën, wordt het doel al ingewikkelder.
Normaal gesproken bevinden we ons in een aantal politieke, economische en sociale situaties die soms zeer moeilijk zijn om in te werken. Toch kun je altijd stappen ondernemen om zo dicht mogelijk bij het theoretische model van inclusief onderwijs te komen.
Onderzoek naar inclusief onderwijs biedt richtlijnen die ons kunnen helpen een stap in de juiste richting te zetten. Onder deze strategieën zijn de volgende het meest effectief en belangrijk:
- Observatie van de klassen, gevolgd door een structurele discussie over wat men heeft geobserveerd.
- Groepsgesprekken of video-opnamen van het werk van collega’s.
- Het geven van een stem aan de leerlingen en hun familie. Ze kunnen je over hun eigen problemen en wensen vertellen.
- Samenwerkingsplanning van lessen tussen studenten en docenten. Ook het samen beoordelen van de resultaten.
- Het vernieuwen van het schoolcurriculum, waarbij het wordt aangepast aan de wensen van de leerlingen.
- Samenwerking tussen scholen, waaronder ook bezoek aan naburige scholen om informatie uit te wisselen.
Een belangrijk aspect van al deze punten is zelfevaluatie. Als we inclusief onderwijs willen bereiken, moeten we continu toetsen wat er binnen scholen gebeurt. Na deze zelfevaluatie moeten we de middelen aannemen die we nodig hebben om fouten die de inclusiviteit hinderen tegen te gaan.
Een inclusieve school in de volledige zin van het woord is een utopie. Dit betekent echter niet dat we het moeten opgeven. Het tegenovergestelde is waar. Utopieën zijn er om ons te laten zien welke richting we op moeten. Ze zijn een ideaal en een doel, ze motiveren en begeleiden onze acties.