De meestvoorkomende taalfouten bij kinderen tussen de 3 en 6 jaar

De meestvoorkomende taalfouten bij kinderen tussen de 3 en 6 jaar
Sara Clemente

Geschreven en geverifieerd door Psycholoog en journalist Sara Clemente.

Laatste update: 27 december, 2022

Wanneer kinderen beginnen praten, maken ze een reeks taalfouten. Die zijn het resultaat van hun leerproces. Soms word je ongerust wanneer je hoort hoe jouw kind zinnen van drie woorden vormt of zelden spreekt. Dit is echter niet noodzakelijk een probleem. Het is belangrijk dat je weet wanneer je je zorgen moet maken. Je moet ook weten wanneer deze fouten deel uitmaken van een fase in de ontwikkeling van je kind. We bekijken in dit artikel de meest voorkomende taalfouten bij kinderen tussen 3 en 6 jaar oud.

Semantische fouten (lexicaal en betekenis)

Op het semantisch niveau maken kinderen in de leeftijd tussen 2 en 3 jaar veel vooruitgang in categorisering en begripsvorming. Ze beginnen een erg groot aantal betekenissen te vormen en te begrijpen. Toch halen die het niveau van oudere kinderen of volwassenen niet. In feite leren kinderen tussen 2 en 6 jaar oud vaak vijf woorden per dag. Denk maar eens hoeveel woorden dit betekent!

Leren houdt in dat je fouten maakt en eruit leert.

Semantische fouten tijdens de taalontwikkeling

Wanneer kinderen een nieuw woord beginnen te gebruiken, dan kennen ze de ware betekenis van het woord niet. Beetje bij beetje beginnen ze met het semantische verschil te leren en af te leiden. Dat doen ze dankzij hun fouten (proberen-fouten maken) en dankzij de omgeving. Dit betekent dat ze de betekenis van de begrippen beginnen te verfijnen. In dit leerproces kunnen toch twee soorten taalfouten gemaakt worden.

Semantische taalfouten bij kinderen:

  • Fouten in de overeenstemming: Dit zijn de fouten waarbij het kind een andere benaming gebruikt om naar iets te verwijzen. Dan geven ze een knuffeldier bijvoorbeeld de naam “bal” of ze noemen een hond een “auto.” Dit komt niet zo vaak voor. Toch zijn ze het resultaat van het ontbreken van de overeenstemming tussen de betekenis en de aanduiding.
  • Overlappende fouten: Deze fouten treden vaker op dan de vorige categorie. Het kind maakt dan een gedeeltelijke overlapping tussen de betekenis die het aan een woord geeft en de echte of volwassen betekenis. Er zijn twee vormen:
    • Overdreven uitbreidingen: Die taalfouten komen op deze leeftijd het meest voor. Ze ontstaan wanneer het kind de betekenis van een begrip uitbreidt naar dingen, plaatsen of mensen die enkele eigenschappen ervan bezitten. We spreken van deze fout wanneer ze bijvoorbeeld elke vrouw met wie ze omgaan “mama” noemen. Een andere voorbeeld is alle dieren met poten “honden” noemen.
    • Beperkte uitbreidingen zijn het tegenovergestelde. Er is dan sprake van beperkingen op het semantische vlak van het woord. Die treden op wanneer het kind de naam “stoel” alleen aan de stoelen geeft in de keuken van zijn huis en niet aan andere stoelen.

Fonologische fouten (geluiden)

Fonologische fouten zijn taalfouten bij kinderen in de vorming van de fonemen. Fonemen zijn de kleinste eenheden van de taal. Soms beïnvloeden deze fouten het volledige woord. Ze kunnen anderzijds ook een invloed hebben op lettergrepen van een woord of alleen op enkele fonemen.

Kinderen met deze problemen vormen soms de onbeklemtoonde lettergrepen niet. Ze kunnen dan enkele letters ‘inslikken’ of de laatste medeklinkers van woorden niet uitspreken.

Er bestaan verschillende vormen:

  • Anticipatie (ik krijg een koekje > ik kroeg een koekje)
  • Perseveratie (de stoel staat hier > de stoel staat hoer)
  • Uitwisseling van fonemen (tafel > fatel, natuurlijk > natuurling)

Er zijn kinderen die een beperkt aantal fonemen uitspreken maar dat heel goed doen. Meer stoutmoedige kinderen kiezen ervoor om te proberen woorden uit te drukken die buiten het bereik van hun vermogens liggen. In het algemeen heeft elk kind zijn eigen voorkeuren van uitspraak.

“We leren taal door middel van ontelbare experimenten.”

-Saussure-

Fouten in de morfosyntaxis

Morfologie en syntaxis zijn twee fundamentele bestanddelen van de taal. In de ontwikkeling van het morfosyntactische onderdeel gebruiken kinderen vaak bepaalde mechanismen om dit te verwerven.

Kinderen zijn net papegaaien! Ze herhalen alles wat ze horen, ook de dingen die ze niet zouden mogen horen. Dat is de reden waarom ze de slagzinnen, gezegden of taalformules van hun ouders proberen na te bootsen. Ze onthouden ze echter in gebundelde vorm als een geheel. Dit betekent dat ze die zinnen niet woord voor woord onthouden.

Ze proberen de zinnen dus hardop na te bootsen en opnieuw te vormen. Ze kunnen ze echter alleen maar in de context gebruiken waarin ze die geleerd hebben. Bovendien zijn ze zich zelfs niet bewust van hoe de zinnen opgebouwd zijn. We geven een voorbeeld. Een kind hoort zijn moeder tegen haar echtgenoot zeggen “hoe knap zie jij er vandaag uit!” Het kind zal die zin dan in die context herhalen. Kinderen kunnen deze vorm dus niet veralgemenen.

Wanneer kinderen van 3 jaar oud leren praten, weten ze tegelijkertijd ook niet hoe het taalsysteem opgebouwd is. Ze kennen de grammaticaregels niet. Ze weten ook niet dat woorden op basis van bepaalde voorwaarden gevormd worden. Dat is de reden dat ze de syntactische vormen onafhankelijk van elkaar leren.

Na verloop van tijd beginnen ze te beseffen dat er regels zijn. Ze worden zich er ook van bewust dat ze zich aan die regels moeten houden. Op dat moment gebruiken ze de regels op een strikte manier. Dit fenomeen is gekend als hyperregulatie. Voorbeelden hiervan zijn “ik breekte > ik brak” en “ik steelde > ik stal.”

Hoe kinderen taal leren gebruiken

Wanneer moet je je zorgen maken over taalfouten bij kinderen?

Er zijn bepaalde vormen van taalgebruik die niet kunnen overeenstemmen met de ontwikkelingsleeftijd van het kind. Ze kunnen wijzen op een zekere achterstand in de verwerving en de ontwikkeling van de taal. Dit zijn enkele voorbeelden:

  • Een onjuiste uitspraak van de meeste klanken.
  • Het gebruik van alleenstaande of heel slechte zinnen. Zinnen gebruiken die slechts uit drie woorden of minder bestaan (dit is normaal tot de leeftijd van 36 maanden).
  • Systematisch weglaten van werkwoorden, voorzetsels, zelfstandige naamwoorden of lidwoorden in zinnen.
  • De grote meerderheid van wat ze mondeling uiten, is onbegrijpelijk of bijna niet te begrijpen.
  • Overdreven gebruik van gebaren om hun betekenis duidelijk te maken.
  • Beperkte woordenschat. Ze tonen geen tekenen dat ze vooruitgang maken in het verwerven van woorden.

De taalfouten bij kinderen zijn echter geen symptomen van een achterstand in de ontwikkeling van hun taalvaardigheden. Het tegendeel is waar. Het zijn signalen dat het kind vooruitgang maakt en het taalsysteem begin te leren (Borregón, 2008).

Bibliografie

Arias, O., Fidalgo, R., Franco, N. en Garcia, J. N. (2007). Evaluatie en tussenkomst bij stoornissen van de expressieve taal (pp. 133 – 142). Madrid: Pirámide. 


Deze tekst wordt alleen voor informatieve doeleinden aangeboden en vervangt niet het consult bij een professional. Bij twijfel, raadpleeg uw specialist.