Rampgedachten: angst om te leven
Mensen met rampgedachten hebben de neiging om in elke situatie slechte consequenties te zien. Als ze buikpijn hebben, zijn ze bang om naar de dokter te gaan omdat ze verwachten dat het een kwaadaardige tumor is. Als ze een vuur maken, hebben ze het beeld van een derdegraads brandwond in hun hoofd als gevolg van onzorgvuldigheid. Wanneer ze in een vliegtuig stappen, schieten de beelden van hunzelf terwijl ze hun reddingsvesten aantrekken door hun hoofd.
Van nature hebben we de neiging om met een bepaalde mate van angst of vrees te reageren op het nieuwe of onzekere. Maar voor sommige mensen wordt dit kleine cluster van angst een ongelimiteerde vorm van paniek, die hen overneemt en hun leven tot een levende hel maakt.
Mensen met catastrofale gedachtes zitten vol met slechte gevoelens. Hun gedachtegang is meestal opgebouwd uit de premisse ‘Wat als..’. Daardoor ontstaan er vragen als ‘Wat als ik de bus neem en verongeluk?’ ‘Wat als ik mijn ideeën vertel en iedereen me uitlacht?’ ‘Wat als ik de boulevard oversteek en ik me niet realiseer dat er een auto op volle snelheid aankomt?’ Ze gaan altijd van het ergste uit in elke situatie.
De aard van catastrofale gedachten
Catastrofaal denken is geen onafhankelijk probleem. Het gaat meestal samen met diepere angsten en/of staten van depressie. Voor diegenen met een hoge mate van angst, triggert een verhoogde hartslag bijvoorbeeld al de angst voor een hartaanval. Diegenen die leiden aan depressie visualiseren zichzelf in een situatie van verlating en afwijzing, het leven onder een brug, het bedelen op straat of alleen doodgaan in een liefdadigheidsziekenhuis.
De waarheid is dat we allemaal weleens catastrofale gedachten hebben, maar wat ons onderscheid van de mensen die er voortdurend last van hebben is hun obstinate persoonlijkheid en de manier waarop zij hun beredeneringen reguleren. Natuurlijk kunnen we naar de dierentuin gaan en daar aangevallen worden door een leeuw, maar de kans daarop is klein. We kunnen ook overreden worden, maar er zijn veel meer miljoenen mensen waarbij dit soort ongelukken niet gebeuren dan bij wie het wel gebeurd.
Het punt is dat, voor diegenen met rampgedachten, een kleine probabiliteit vergroot wordt. Dit komt doordat er een vervorming is in het denkpatroon en een gebrek aan het in beschouwing nemen van objectieve data van de kans dat iets zich daadwerkelijk voordoet. In plaats daarvan houden ze zich bezig met de angsten die veroorzaakt worden door de geest zelf.
Met andere woorden: het idee van zulke absurde risico’s wordt zoveel keer herhaald dat men gaat geloven dat het zeker gaat gebeuren. In deze overschatting beïnvloeden ook andere factoren hun eigen predisposities, zoals iemands omgeving of de media.
In het menselijk brein beïnvloeden terugkerende gedachtes zelfs de manier waarop onze neuronen zich verbinden. Hoe meer je aan iets denkt, hoe meer het in je hoofd blijft hangen. Dit is wat er gebeurd in het geval van catastrofale gedachten: aangezien ze zo vaak herhaald worden, worden ze gefixeerd. En wanneer ze gefixeerd zijn, worden ze continu herhaald, ook al zijn ze duidelijk onderdeel van zelfbedrog.
Catastrofes en de angst om te leven
Bijna elk mens gaat minstens één keer in zijn leven door een catastrofale situatie. Vroeg of laat zullen we oog in oog staan met de dood van een van onze geliefden, met gezondheidsproblemen die moeilijk onder controle te krijgen zijn of simpelweg de onzekerheid van het niet weten wat te doen na een drastische verandering. Als deze situaties echter constant zouden zijn geweest, zouden we ze niet kunnen uitstaan.
Wat diegenen die overgenomen worden door hun catastrofale gedachtes niet begrijpen is dat elke situatie kan worden aangepakt en overwonnen. Wat hen het meeste beangstigt is achterblijven in een situatie van extreme kwetsbaarheid. Situaties waar ze niet op kunnen reageren of die hun, letterlijk, verlammen en waarin ze niet in staat zijn om ook maar iets te doen. Dit houdt in dat we één feit vergeten: wij beschikken over de middelen om een antwoord te bieden op elke situatie, hoe moeilijk deze ook mag zijn.
Wat mensen met catastrofale gedachten typeert is dat de meeste van hen een moeilijke jeugd hebben gehad. Ze leerden als kind al dat hun omgeving vijandig is en vol gevaar zit. Waarschijnlijk wisten ze toen ze jong waren niet waar het volgende risico nu weer vandaan zou komen en heeft dit ervoor gezorgd dat ze een overdreven verdedigingsmechanisme hebben ontwikkeld.
Om dit soort gedachtes onder ogen te kunnen zien, moeten we de tijd nemen om ze te evalueren en ze door een ‘realiteitsfilter’ te halen. Daarnaast zou het goed voor ons zijn om na te denken over de verschillende manieren waarop we op deze gevaren kunnen reageren, beginnend met preventie.