Otto Fenichel, een psychoanalyticus van de tweede generatie
danOtto Fenichel is geen begrip in de wereld van de psychoanalyse. In feite beschouwt de meest orthodoxe tak van deze bijzondere denkschool hem slechts als een “technicus.” Zij geloven dat zijn bijdrage aan de psychoanalytische methode minimaal was en dat hij geen significante invloed had op het vakgebied.
Fenichel was echter wel een belangrijke psychoanalyticus en speelde een sleutelrol in het helpen van Freud bij het consolideren van zijn stelling.
Otto Fenichel was een psychoanalyticus van de “tweede generatie.” Dat betekent dat hij deel uitmaakt van de Freudiaanse groep die zich eind 19e eeuw of begin 20e eeuw vormde.
Zij waren getuige van de Russische Revolutie, de opkomst van de Nazi’s en andere historisch belangrijke gebeurtenissen. De meesten van hen onderschreven uiteindelijk de theorieën van Freud, hoewel ieder zijn eigen nuances aanbracht in de psychoanalytische leer.
Otto Fenichel was ook een van de vertegenwoordigers van “psychoanalytisch links,” samen met mannen als Erich Fromm, Siegfried Bernfeld en Wilhelm Reich, onder anderen. Zij waren allemaal op zoek naar een manier om de psychoanalyse te verbinden met het marxisme en de politieke aspecten van het onbewuste te onderzoeken.
Otto Fenichels vroege leven
Otto Fenichel werd op 2 december 1897 geboren in Wenen, Oostenrijk, in een zeer vooraanstaande Joodse familie. Zijn vader, Leo, was financieel jurist voor het Oostenrijks-Hongaarse rijk. Otto was actief in de Oostenrijkse jeugdbeweging en Joodse Jeugdcollectieven. In die jaren probeerde de beweging politieke revolutie en seksuele vrijheid samen te brengen.
Fenichel schreef samen met enkele van zijn landgenoten in 1916 een essay over dit onderwerp. De autoriteiten van de school waar hij studeerde stuurden hem er later voor weg.
Vier jaar eerder, in 1912, had hij eigenlijk met 20 andere vrienden een groep opgericht die in de Academische Vereniging van Joodse Artsen een seminarie voor seksuologie voorstelde. Ze wilden het gebrek aan dit soort inhoud in het medische programma van de universiteit goedmaken.
Zodra Fenichel aan de universiteit begon, raakte hij geïnteresseerd in psychoanalyse en woonde enthousiast de conferenties van Sigmund Freud bij.
In 1918 stuitte hij op het proefschrift van Siegfried Bernfeld, en het duurde niet lang of hij begon de beroemde “woensdagavonden” van de Weense Psychoanalytische Vereniging bij te wonen. Toen hij klaar was met zijn studie medicijnen, ging Otto Fenichel naar Berlijn om psychoanalyse te studeren aan het Berlijnse Psychoanalytisch Instituut en het Berlijnse Opleidingsinstituut.
Een productief schrijver
In 1922 deed hij zijn eerste analyse bij Paul Federn en later nog een bij Sandor Rado in Berlijn. In 1935 publiceerde hij zijn eerste boek, The Psychoanalytic Theory of Neurosis, een tweedelige uitgave.
Rond die tijd begon hij ook de bureaucratische praktijken van de Psychoanalytische Vereniging ter discussie te stellen. Dat bracht hem ertoe een aparte groep op te richten, genaamd “The Children’s Seminar,” die hij samen met Schultz-Henke leidde tot 1933.
In 1930 sloot William Reich zich aan bij de groep, die inmiddels andere beroemde psychoanalytici uit die tijd onder haar leden telde. Volgens zijn aantekeningen meende Reich dat dit collectief veel verder was dan het Weense Collectief wat betreft sociale vraagstukken.
Uit die groep werd de Politieke Freudiaanse beweging geboren, die in 1931 vervolgens haar hoogtepunt bereikte. Het duurde echter niet lang voordat de interne conflicten begonnen, want de leden maakten ruzie over persoonlijke zaken en intellectuele verschillen.
Met de komst van Hitler op het toneel en de verbranding van Freuds boeken moest de groep zich opheffen. Otto Fenichel bedacht echter een clandestien communicatiesysteem dat hij Rundbriefe (circulaire) noemde. Hierdoor konden ze op de hoogte blijven van wat iedereen dacht en deed. Men zegt dat ze meer dan 119 van deze brieven schreven, waarin ze allerlei onderwerpen bespraken.
Een interessante erfenis
Otto Fenichel werd uiteindelijk gedwongen te vluchten naar Oslo, Noorwegen. Hij ontmoette Wilhelm Reich verschillende keren, maar ze ontdekten een belangrijk meningsverschil dat hen uiteindelijk uit elkaar zou drijven. Terwijl Reich de directe strijd tegen de nazi’s prees om de psychoanalyse en het marxisme te behouden, dacht Fenichel dat het beter was om ondergronds te werken.
Fenichel woonde enige tijd in Praag en emigreerde later naar de Verenigde Staten. Daar trof hij enkele van zijn vroegere landgenoten aan. Ook hij kreeg te maken met een ingewikkelde situatie. Op 46-jarige leeftijd moest hij terug om zijn medische graad te halen. De Verenigde Staten erkenden namelijk zijn andere opleiding niet. Ook moest hij ophouden zo open te zijn over zijn linkse overtuigingen.
Het gemedicaliseerde model van de Noord-Amerikaanse psychoanalytici zat Fenichel diep dwars. Hij geloofde dat hun methoden een verbasterde versie waren van wat Freud had ontwikkeld. Gebroken en aan de kant geschoven stierf hij op de jonge leeftijd van 48. Zijn werk is verplichte lectuur voor iedereen die geïnteresseerd is in Freudiaanse behandeling. Wellicht ook interessant voor jou