Neuroseksisme: verschil mannen- en vrouwenhersenen

Neurofeminisme stelt dat de hypothese dat mannen- en vrouwenhersenen anders zijn, gebaseerd is op foutieve onderzoeksresultaten. Kom in dit artikel meer hierover en over neuroseksisme te weten!
Neuroseksisme: verschil mannen- en vrouwenhersenen
Paula Villasante

Geschreven en geverifieerd door de psycholoog Paula Villasante.

Laatste update: 27 december, 2022

Sommige studies hebben aangetoond dat er verschillen bestaan tussen mannen- en vrouwenhersenen. Neuroseksisme draait dan ook om deze bevindingen, want deze zouden laten blijken dat de hersenen van mannen en vrouwen verschillen van maat en vorm.

Deze studies zijn gebaseerd op eerdere aannames en behaalde resultaten. Mensen gebruiken deze vaak om de veronderstelde verschillen tussen mannen- en vrouwenhersenen aan te kaarten. Over het algemeen worden deze stellingen ook ondersteund door de neurowetenschappers van vandaag.

Er zijn slechts weinig mensen, laat staan neurowetenschappers, die deze aannames hebben durven te betwijfelen. Het gaat hierbij dan ook vooral om vrouwen. Laten we eens kijken naar de kritische mening van Professor Sonia Reverter-Bañón  over neuroseksisme.

Kritisch nadenken versus neuroseksisme

Reverter-Bañón kaart een interessante anekdote aan in haar werk. In 1915 liet een neuroloog genaamd Charles Dana zijn mening horen over het stemrecht voor vrouwen. Dit deed hij in The New York Times“Als vrouwen het feministische doel waarmaken en gaan leven zoals mannen, zullen ze 25% meer risico op dementie lopen.”

Op welk bewijs had hij deze theorie echter gebaseerd? Volgens hem waren de bovenste ruggenwervels van vrouwen — die belangrijk zijn bij het uitvoeren van bewegingen van de armen en de rest van de rug — kleiner dan die van mannen.

Dit zou het vermogen van een vrouw om politieke initiatieven te evalueren verminderen. Daarom zou volgens Charles Dana het stemrecht voor vrouwen hun gezondheid serieus in gevaar kunnen brengen.

Volgens Professor Reverter-Bañón is zo’n denkpatroon het gevolg van zogenaamd “pseudowetenschappelijk denken.” Met deze term refereert ze ook aan de bijdrage van de wetenschappelijke gemeenschap aan gevaarlijke en veroordelende overtuigingen.

Charles Dana is een perfect voorbeeld van wat de wetenschappelijke gemeenschap tot stand heeft helpen te brengen: de “overduidelijke aanname dat er structurele verschillen bestaan tussen de zenuwstelsels van mannen en van vrouwen.”

Hersenen geïllustreerd

Neuromythes en neuroseksisme

Volgens het OECD (2002) is een neuromythe een misvatting. In andere woorden, het is een onnauwkeurige interpretatie of zelfs “opzettelijke vervorming” van wetenschappelijke feiten.

De term neuroseksisme zelf is een neologisme, ofwel een nieuw, samengesteld woord. Het probeert alle ideeën en theorieën te labelen die gebruik maken van neurowetenschappelijk onderzoek om het geloof te versterken dat de hersenen van mannen en vrouwen verschillend zijn.

Het werd voor het eerst gebruikt door Cordelia Fine in 2008. Daarna werd het populair met de uitgave van haar boek Delusions of Gender: How Our Minds, Society, and Neurosexism Create Difference (Gender Waanbeelden: Hoe onze gedachten, maatschappij en neuroseksisme verschil maken) (2010).

De term neuroseksisme zelf is een neologisme. Het probeert alle ideeën en theorieën te labelen die gebruik maken van neurowetenschappelijk onderzoek om het geloof te versterken dat de hersenen van mannen en vrouwen verschillend zijn.

Het werd voor het eerst gebruikt door Cordelia Fine in 2008. Daarna werd het populair met de uitgave van haar boek Delusions of Gender: hoe onze gedachten, maatschappij en neuroseksisme verschil maken (2010).

Zo werd neurofeminisme geboren om neuroseksisme te bestrijden. Neurofeminisme beweert dat de hypothese dat de hersenen van mannen en vrouwen verschillend zijn, is gebaseerd op valse resultaten, slechte methoden, onbewezen aannames en vroegtijdige conclusies.

Ook negeren wetenschappers vaak hoe diepgaand de vrouwelijke geest is. Ten slotte beweert het neurofeminisme dat vooroordelen en bias de resultaten beïnvloeden. Als het gaat om het bestuderen van seksuele verschillen in de hersenen, hebben de volgende kwesties een enorme impact:

1. Verwarring van de termen “sekse/geslacht” en “gender”

Volgens Reverter-Bañón is gender het belangrijkste element van de rollencontinuïteit en kan al dan niet patriarchaal zijn. In het algemeen is het duidelijk dat gender deel uitmaakt van de sekse-dualiteit. Dit houdt echter geen rekening met sommige termen zoals “transgender” en “interseks.”

Reevrter-Bañón legt ook uit dat het noodzakelijk is om sekseonderzoek te analyseren: is er echt een wetenschappelijke verklaring voor het feit dat onze samenleving seksen in twee verschillende “rollen” scheidt en mensen op een bepaalde manier opvoedt?

Neuroseksisme in beeld

2. Gebrek aan bewijsmateriaal en vooringenomenheid

Zoals sommige auteurs en meta-analyses hebben bevestigd, kan verondersteld wetenschappelijk bewijs niet leiden tot wetenschappelijk onderbouwde conclusies dat er verschillen zijn tussen de hersenen van mannen en vrouwen. C. Vidal (2011) heeft hierover enkele ideeën geuit:

  • Hersenverschillen in een kleine steekproefgroep zijn niet statistisch doorslaggevend. Het bewijs toont aan dat wanneer er een groot aantal geanalyseerde individuen is, de hersenverschillen verwaarloosbaar zijn. Dit is te wijten aan hoe de hersenen van persoon tot persoon verschillen, ongeacht het geslacht.
  • Belangrijke resultaten werden meestal verkregen in kunstmatige laboratoriumcontexten. Daardoor kan men de resultaten niet zomaar generaliseren.
  • Wat betreft fMRI-scans: deze geven gewoon een statisch beeld van een specifieke, mogelijk tijdelijke toestand van de hersenen. Dit kan niet worden beschouwd als direct bewijs dat biologische factoren of culturele processen de toestand van de hersenen veranderen.

Alle siterte kilder ble grundig gjennomgått av teamet vårt for å sikre deres kvalitet, pålitelighet, aktualitet og validitet. Bibliografien i denne artikkelen ble betraktet som pålitelig og av akademisk eller vitenskapelig nøyaktighet.


  • Reverter Bañón, S. (2016). Reflexión crítica frente al neurosexismo.
  • Bem, S. L. (1983). Gender schema theory and its implications for child development: Raising gender-aschematic children in a gender-schematic society. Signs: Journal of women in culture and society, 8(4), 598-616.
  • Pallarés Domínguez, D. V. (2016). Neuroeducación en diálogo: neuromitos en el proceso de enseñanza-aprendizaje y en la educación moral.
  • Bañón, S. R. (2010). La deriva teórica del feminismo. Daimon Revista Internacional de Filosofia, 153-162.
  • Vidal, C. (2012). The sexed brain: Between science and ideology. Neuroethics, 5(3), 295-303.
  • JORDAN-YOUNG, R. M. (2010), Brain Storm: The Flaws in the Science of Sex Differences. Harvard University Press.
  • Hyde, J. S. (2005). The gender similarities hypothesis. American psychologist, 60(6), 581.
  • Hyde, J. S. (2006). Gender similarities still rule.
  • Hyde, J. S. (2007). New directions in the study of gender similarities and differences. Current Directions in Psychological Science, 16(5), 259-263.

Deze tekst wordt alleen voor informatieve doeleinden aangeboden en vervangt niet het consult bij een professional. Bij twijfel, raadpleeg uw specialist.