De vergeetcurve van Hermann Ebbinghaus

Is het jou overkomen dat je na verloop van tijd sommige dingen minder begint te herinneren? Hier vertellen we je waar de vergeetcurve over gaat en wat de meest relevante dingen over het onderwerp zijn.
De vergeetcurve van Hermann Ebbinghaus
Gema Sánchez Cuevas

Beoordeeld en goedgekeurd door de psycholoog Gema Sánchez Cuevas.

Geschreven door Francisco Pérez

Laatste update: 06 november, 2023

Ebbinghaus (1885) was de eerste die de systematische manier bestudeerd heeft waarop we na verloop van tijd dingen vergeten. Intuïtief zijn we ons allemaal bewust van dit fenomeen. Dat is ook de reden waarom we de informatie die we willen onthouden, steeds weer herzien zodat het niet verdwijnt. Allemaal verplaatsen we ons langs de vergeetcurve, hoewel we het waarschijnlijk niet op die manier zouden uitleggen.

Het interessantste aspect is dat Ebbinghaus zijn eigen onderzoeksonderwerp was. Hij wilde dit fenomeen onderzoeken dat we allemaal in verschillende mate ervaren. Door op zichzelf te experimenteren is hij erin geslaagd te omschrijven wat we vandaag kennen als de vergeetcurve.

Zoals we al vermeld hebben, was Ebbinghaus de eerste psycholoog die het geheugen op een wetenschappelijke manier bestudeerd heeft. Hij was in ieder geval de eerste die het geprobeerd heeft. Hij werkte op de universiteit van Bonn waar hij in 1873 zijn doctoraatstitel behaalde.

Als onderzoeker bleef hij zijn vaardigheden ontwikkelen. Hij heeft ook altijd geloofd dat methoden van kwantitatieve analyse op hogere mentale processen toegepast konden worden.

Ebbinghaus geloofde met andere woorden dat er benaderingen bestonden om in de psychologie dingen te meten en ze bovendien op een goede manier te meten. Hij hoefde geen twee keer na te denken om een variabele te gebruiken die we allemaal elke dag gebruiken om te meten: tijd. In dit geval was het de tijd van het vergeten.

De vergeetcurve

Hij voerde een reeks betrouwbare experimenten uit. Hierbij gebruikte hij de hulpmiddelen die in die tijd beschikbaar waren om de gegevens op te volgen. Het was zijn bedoeling om te omschrijven hoe de werking van ons geheugen gebaseerd is op een aantal wetten.

Hij deed bijvoorbeeld een test die hij de herinneringstest noemde. Hij gebruikte het om het geheugen te onderzoeken. De test bestond uit de herhaling van zinnen waarin sommige woorden opzettelijk weggelaten waren. Hij hoopte op die manier iets te ontdekken over de aard van het leerproces en van vergeten. Bovendien hoopte hij dat zijn onderzoek van praktische waarde zou zijn in het onderwijsveld.

“Ebbinghaus was de eerste psycholoog die het geheugen op een wetenschappelijke manier bestudeerd heeft.”

 Share

Vele critici van het werk van Ebbinghaus zeggen dat hij zich niet zoveel op de verbale herhaling gericht had moeten hebben. Zij menen dat hij zijn onderzoek beter had kunnen richten op hoe het geheugen in dagelijkse situaties werkte.

Volgens hen zijn de resultaten geweldig in gecontroleerde laboratoriumomstandigheden, maar niet in het echte leven. En dat verwijten ze hem. Want in het echte leven werkt het geheugen in omstandigheden die in een laboratorium moeilijk na te bootsen zijn. Je moet ook rekening houden met motivatie, het onopzettelijk maken van een overzicht en emotionele invloeden.

Dit zijn enkele van de interessantste werken van Ebbinghaus: The Intelligence of School Children (1897), Memory (1913), en Textbook of Experimental Psychology vol. 1 (1902) en 2 (1908). Maar vóór we het over de vergeetcurve hebben, moet je enkele basisaspecten begrijpen over het geheugen en het leerproces. Want dit zal je helpen om een beter inzicht te krijgen in het belang van deze curve.

Wat is leren?

Het is niet gemakkelijk om leren op een formele manier te omschrijven. Bovendien zijn er veel verschillende meningen over hoe je het kan omschrijven. Elke opinie legt de klemtoon op een verschillend aspect van dit ingewikkelde proces. Eén definitie van leren verwijst gewoon naar gedrag dat we kunnen waarnemen.

Het feit dat iemand weet hoe hij op een goede manier moet autorijden, betekent bijvoorbeeld dat deze persoon geleerd heeft hoe hij dat moet doen. Een andere definitie van leren verwijst naar een toestand van innerlijk bewustzijn. Dat kan je dan aantonen door voorbeelden te geven van welke uitwerking een theorie kan hebben.

“Leren is een afgeleide verandering in de geestelijke toestand van een organisme. Deze verandering is het gevolg van ervaring en het beïnvloedt het potentieel van het organisme zodat het zich op een redelijk duurzame manier aanpast aan verandering.”

Vele woordenboeken omschrijven dit soort leren als “bewustzijn verworven door middel van studie.” In het dagelijks taalgebruik zeggen we dat deze vorm van leren verwijst naar: het leren van het Griekse alfabet, de namen van de botjes van het binnenoor onthouden of de sterren in het sterrenbeeld Cassiopeia.

Beide standpunten (het waarneembare gedrag en de innerlijke toestanden) zijn interessante uitgangspunten. Bovendien zijn ze beide verzoenbaar met de hedendaagse leertheorie.

We kunnen leren dus omschrijven als “een afgeleide verandering in de geestelijke toestand van een organisme. Deze verandering is het gevolg van ervaring en het beïnvloedt het potentieel van het organisme zodat het zich op een redelijk duurzame manier aanpast aan verandering.”

De vergeetcurve

De onderzoeken van Ebbinghaus

De associatieregels hebben het onderzoek van het leerproces rechtstreeks beïnvloed. En er bestaat geen beter voorbeeld dan het werk van Hermann Ebbinghaus (1850 – 1909). Volgens Ebbinghaus kunnen we de associatie tussen twee mentale gebeurtenissen beter bestuderen door prikkels te gebruiken die geen eerdere associatie bezitten.

Om dus te werken met prikkels die geen betekenis hadden, gebruikte Ebbinghaus “onzinnige lettergrepen.” Volgens Ebbinghaus hadden lettergrepen als BIJ en LQX geen eigen betekenis. Ebbinghaus heeft veel tijd geïnvesteerd in het associëren van de ene prikkel met de andere.

Door op die manier met onzinnige lettergrepen te werken heeft hij vele principes van associëren uitgetest. Deze regels waren meer dan honderd jaar vóór Ebbinghaus deze testen uitvoerde, ontwikkeld.  Hij vergeleek bijvoorbeeld de kracht van een associatie tussen twee prikkels die naast elkaar geschreven stonden met die van twee andere die niet dichtbij elkaar geschreven waren.

Het onderzoek van Ebbinghaus bevestigde vele ideeën die voor het eerst geopperd waren door Britse empirici. Volgens hun theorie waren proactieve associaties bijvoorbeeld sterker dan retroactieve. Hoe moet je dit begrijpen?

Stel je bijvoorbeeld voor dat lettergreep A voorafgaat aan lettergreep B. Ebbinghaus stelde vast dat A de herinnering aan B beter oproept dan B de herinnering aan A. Interessant, toch?

Het geheugen

Om het leerproces te bestuderen moeten we het geheugen onderzoeken en dus ook de vergeetcurve. Onthoud dat leren niet mogelijk is zonder het geheugen. Elke uitvoering van een geleerde reactie vereist de volledige of de gedeeltelijke herinnering aan de vorige uitvoering.

De stadia van het geheugen

Alles wat we onthouden en leren, doorloopt drie stadia: codificatie, opslaan en terug oproepen. In de eerste fase van elk leren is het eerste wat je doet, de informatie systematisch indelen. Je vertaalt het in de taal van het zenuwstelsel. In die taal maak je er dan ruimte voor in je geheugen.

Gedurende de fase van het opslaan of van de bewaring blijft de informatie of de kennis een tijd bestaan. In sommige gevallen is dit stadium van redelijk korte duur. De informatie die we bijvoorbeeld in het kortetermijngeheugen bewaren, duurt ongeveer vijftien tot twintig seconden.

“De drie stadia van het geheugen zijn: codificatie, opslaan en terug oproepen.”

 Share

In andere gevallen kan de informatie voor de rest van het leven bewaard blijven. Deze manier van opslaan noemen we het “langetermijngeheugen.” Tenslotte is er het stadium van het opnieuw oproepen of de uitvoeringsfase. In dit stadium herinner je je de informatie. Je herinnert je en reageert daarna. Je levert met andere woorden het bewijs dat je eerder iets geleerd hebt.

Als de uitvoering, rekening houdende met het niveau dat je tijdens de verwerving had, voldoende is, dan zal de mate van vergeten minimaal zijn. Maar als de uitvoering aanzienlijk afneemt, dan ben je dingen vergeten. Soms kan je eenvoudigweg meten hoeveel tijd je nodig had om een concreet deel van iets dat je voordien systematisch ingedeeld had, te verliezen.

De vergeetcurve

Waarom vergeten we?

Waarom herinneringen blijven bestaan nadat we ze systematisch ingedeeld hebben, is voor psychologen een belangrijke uitdaging. Zij willen ook begrijpen waarom we na het leren dingen vergeten. Meerdere ideeën proberen een antwoord te geven op deze vragen.

Theorieën over het opslaan van informatie

Sommige theorieën over het opslaan richten hun aandacht op wat er tijdens de fase van het opslaan met de informatie gebeurt. De afnametheorie stelt bijvoorbeeld dat we vergeten omdat de herinneringen verzwakken. De kracht van de herinneringen neemt af in de periode van hun bewaring. Je kan het vergelijken met wat er met voetsporen in het zand op het strand gebeurt.

Er is bewijs dat deze theorie ondersteunt. Maar weinig hedendaagse theoretici beschrijven vergeten in termen van de afname van het geheugen.

Aan de andere kant zegt de inmengingstheorie dat we vergeten omdat we tijdens het opslaan geheugenelementen verwerven die wedijveren met andere.

Het verwerven van nieuwe informatie laat je bijvoorbeeld oude informatie vergeten (retroactieve inmenging). Dat gebeurt wanneer een probleem te langdradig of te ingewikkeld is. Als het niet eenvoudig is, dan verliezen we het.

Tegelijkertijd kan de aanwezigheid van vorige informatie de uitdrukking van onlangs gevormde herinneringen beïnvloeden. Dat noemen we proactieve inmenging. We herinneren ons bijvoorbeeld iemands telefoonnummer beter als het op ons eigen nummer lijkt.

“Weinig hedendaagse theoretici beschrijven vergeten in termen van geheugenafname.”

 Share

Theorieën over het opnieuw oproepen van informatie

Theorieën over het oproepen van informatie zeggen dat we vergeten omdat het tijdens de uitvoeringsfase niet lukt om de informatie opnieuw op te roepen. Dit betekent met andere woorden dat de herinnering de fase van het opslaan “overleeft,” maar de persoon kan gewoon geen toegang krijgen tot de informatie.

Een goede analogie is dat je in de bibliotheek een boek zoekt op de verkeerde plaats. Het boek bevindt zich in de bibliotheek (de informatie is intact) maar je kan het niet vinden (de persoon kan de informatie niet terug oproepen). Veel hedendaags onderzoek over het geheugen ondersteunt deze theorie.

De vergeetcurve

De vergeetcurve van Ebbinghaus

Het voorbijgaan van de tijd blijkt een negatief effect te hebben op het vermogen om informatie op te slaan. Zoals we eerder al vermeld hebben, was Ebbinghaus (1885) de eerste die op een systematische manier onderzocht heeft hoe we na verloop van tijd herinneringen verliezen.

Hij gaf een beschrijving van wat wij nu kennen als “De vergeetcurve van Ebbinghaus.” Het begrip van de “curve” verwijst naar de grafiek die hij als resultaat van zijn onderzoek tekende.

We hebben ook al vermeld dat hij zijn eigen onderzoekspersoon was. We weten ook dat het onderzoek uit lijsten van dertien lettergrepen bestond, die hij dan leerde. Daarna herhaalde hij de lijsten tot hij ze twee keer achter elkaar zonder fouten kon herhalen.

Hij evalueerde dan zijn vermogen om de informatie te bewaren. Hiervoor gebruikte hij tijdsintervallen die varieerden van twintig minuten tot een maand. Zijn beroemde vergeetcurve baseerde hij op de resultaten van dit type experimenten.

“Eén van de conclusies van Ebbinghaus was dat het eenvoudig voorbijgaan van de tijd een negatief effect had op het vermogen om informatie te bewaren.”

 Share

Welke resultaten behaalde Ebbinghaus?

Deze resultaten proberen uit te leggen hoelang we informatie bewaren als we het niet vaak genoeg opnieuw herhalen. Uit de resultaten van deze studie kunnen we afleiden dat we zelfs tijdens de kortste onderbrekingen dingen vergeten.

Hij ontdekte ook dat als het materiaal geen betekenis heeft en niet gelinkt is met associaties, het vergeten dan na verloop van tijd vermeerdert. Aanvankelijk vergeten we veel. Later gebeurt dit langzamer. Als we deze informatie dus in een grafiek voorstellen, dan zien we dat de curve een logaritme is.

De vergeetcurve, een grafische voorstelling van onze herinneringen

De vergeetcurve is een voorstelling van hoe een herinnering na verloop van tijd verloren gaat. Een andere begrip dat hieraan verbonden is, is de intensiteit van een herinnering. Dat is een aanwijzing hoelang de inhoud in de hersenen bewaard blijft. Hoe intenser de herinnering, hoe langer we het bewaren.

Een typische vergeetcurve toont hoe we de meeste dingen die we geleerd hebben, binnen enkele dagen of weken vergeten. Dit gebeurt als we niet werken aan het herzien van de informatie. Hij ontdekte ook dat elke herziening het mogelijk maakt om de tweede wat later uit te voeren.

Dit is van belang als we dezelfde hoeveelheid informatie willen behouden. Als je dus iets wil onthouden, dan moet je de eerste herziening een uur later uitvoeren. Op die manier kunnen we langer wachten op de volgende herziening.

De geheugencurve vertoont een uitgesproken glooiing, wanneer we onzinnig materiaal uit het hoofd leren. Dat is wat Ebbinghaus gedaan heeft. Toch is deze glooiing in de vergeetcurve bij een traumatische ervaring bijna vlak.

Aan de andere kant is een zwakke glooiing waarschijnlijk een gevolg van een uitdrukkelijke herziening van gegevens eerder dan van de aard van de informatie. Want wanneer we ervaringen herbeleven of het alfabet gebruiken, dan onthouden we ze beter.

We geven je hier een praktisch voorbeeld van hoe snel we informatie vergeten. Het is dus de reden waarom de vergeetcurve bestaat. Als je de informatie niet herziet, dan zal je een dag na het studeren vijftig procent vergeten van wat je geleerd hebben.

Twee dagen later zal je je nog geen dertig procent herinneren. En een week later zal je blij mogen zijn als je je meer dan drie procent herinnert.


Alle siterte kilder ble grundig gjennomgått av teamet vårt for å sikre deres kvalitet, pålitelighet, aktualitet og validitet. Bibliografien i denne artikkelen ble betraktet som pålitelig og av akademisk eller vitenskapelig nøyaktighet.


  • Tarpy, R. (2000). Aprendizaje: Teoría e Investigación Contemporáneas. Madrid: Mc Graw Hill.
  • Bower, G. Hilgard, E.(1989) Teorías del Aprendizaje. México: Trillas.

Deze tekst wordt alleen voor informatieve doeleinden aangeboden en vervangt niet het consult bij een professional. Bij twijfel, raadpleeg uw specialist.