Psychofarmacologie: kenmerken en geschiedenis
Het was pas in de 19e eeuw begonnen Franse en Duitse wetenschappers het menselijk gedrag in adaptieve termen te bestuderen. Er ontstond een nieuw paradigma dat problemen bestempelde als “stoornissen.” Dat was het begin van de poging om gedragssymptomen te beheersen met psychofarmacologie.
Deze verandering bracht verlichting voor veel psychiaters die blij waren om “echte wetenschappers” te kunnen zijn. Ze zetten de Jungiaanse en Freudiaanse theorie opzij ten gunste van chemische stoffen.
Dankzij de getuigenis van mensen als Bessel van der Kolk weten we meer over de ware geschiedenis van de psychofarmacologie. Deze getuigenissen helpen ons ook om de sterke invloed die psychofarmaca vandaag de dag hebben beter te begrijpen.
Het begin van de psychofarmacologie
Begin jaren ’50 ontdekte een groep Franse wetenschappers de stof chloorpromazine (Thorazine). Dit medicijn hielp patiënten te kalmeren en onrust en hallucinaties te verminderen.
Voor deze ontdekking was gesprekstherapie de hoofdbehandeling van het Massachusetts Mental Health Center (MMHC) voor psychische aandoeningen. Therapeuten leiden dit soort behandeling af van de psychoanalyse van Freud.
Eind jaren ’60 was Bessel van der Kolk getuige van het begin van de psychofarmacologie. Hij zag de overgang naar geestesziektes. Van der Kolk werkte als onderzoeksassistent bij MMHC. Zijn doel was om uit te vinden wat de beste manier is om jonge mensen te behandelen die voor het eerst psychotisch zijn afgebroken.
Van der Kolk zette zich in om zijn patiënten bezig te houden met leeftijdsgerichte activiteiten en bracht veel tijd met hen door. Hij zag dingen die de artsen tijdens hun korte bezoeken nooit hebben opgemerkt.
‘s Nachts, als veel jongeren last van slapeloosheid hadden, vertelden ze hem hun levensverhalen. Velen hadden te maken gehad met mishandeling en seksueel geweld.
De kracht van actief luisteren vs. behandelingen met geneesmiddelen
Tijdens ochtendrondes presenteerden assistenten van het MMHC hun cases aan hun superieuren. Ook maakten zij zelden melding van de verhalen hun patiënten die met hen worden gedeeld. Toch bevestigden veel latere studies de relevantie van deze bekentenissen.
“Het was verrassend met hoeveel kilte ze spraken over de symptomen van patiënten en hoeveel tijd ze besteedden aan het managen van hun suïcidale gedachten en hun zelfdestructieve gedrag, in plaats van de mogelijke oorzaken van hun wanhoop en hulpeloosheid te begrijpen.”
-Bessel van der Kolk-
Verrassend was ook hoe weinig aandacht zij besteedden aan de doelen en prestaties van hun patiënten. Ze leken zich niet druk te maken over van wie hun patiënten hielden of wie ze haatten, wat hun motivatie en zorgen waren, of wat voor mentale blokkades ze hadden.
Van der Kolk raadpleegde echter de medische geschiedenis en vroeg mensen naar hun leven. Veel patiënten voelden zich zo dankbaar en bevrijd dat ze de noodzaak van verdere behandeling in twijfel trokken.
De waarheid is vreemder dan fictie
Lichamelijke hallucinaties komen veel voor bij patiënten met schizofrenie. Een voorbeeld hiervan zijn seksuele hallucinaties die meestal overeenkomen met echte sensaties. Zo vroeg Van der Kolk zich af of de verhalen die hij in de kleine uurtjes van de ochtend hoorde waar waren.
Is er een duidelijke grens tussen geheugen en verbeelding? Wat als hallucinaties eigenlijk gefragmenteerde herinneringen zijn aan echte ervaringen?
Gelukkig blijkt uit onderzoek dat veel gewelddadig, vreemd of zelfdestructief gedrag het product is van trauma’s uit het verleden. Patiënten laten dit gedrag zien wanneer ze zich gefrustreerd, verward of verkeerd begrepen voelen.
Van der Kolk was verrast en gealarmeerd door hoe prettig sommige gezondheidswerkers het leken te vinden om een patiënt vast te houden voor een injectie.
Hij begon zich te realiseren dat het een belangrijke taak van de gezondheidszorg was om ervoor te zorgen dat de deskundigen de situatie onder controle hadden. Zozeer zelfs dat het soms belangrijker leek dan wat het beste was voor de patiënt.
De farmaceutische revolutie
De toediening van antipsychotische middelen heeft het aantal psychiatrische patiënten in de Verenigde Staten teruggebracht van 500.000 in 1955 tot minder dan 100.000 in 1996. Een voor een verlieten patiënten de ziekenhuizen en als gevolg daarvan sloten vele ziekenhuizen hun deuren. Anderen begonnen zichzelf tehuizen te noemen.
In 1968 publiceerde het American Journal of Psychiatry de resultaten van het onderzoek waaraan Van der Kolk deelnam. Ze keken naar de effecten van verschillende behandelingen voor schizofrene patiënten. Ze zagen dat medicatie effectiever was dan drie therapiesessies per week.
In de jaren ’70 begonnen wetenschappers bewijzen te vinden dat er een verband bestond tussen het niveau van bepaalde hersenchemicaliën en verschillende aandoeningen zoals depressie of schizofrenie.
Om de onderzoekers in staat te stellen hun resultaten nauwkeurig en systematisch te communiceren, hadden ze “diagnostische criteria voor onderzoek” nodig. Dit maakte plaats voor het eerste systeem voor de diagnose van psychiatrische problemen, het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders.
Dit handboek werd gepubliceerd door de American Psychiatric Association. In 1980 erkenden deskundigen dat dit diagnostische systeem niet nauwkeurig was. Psychologen gebruiken het echter nog steeds als een fundamenteel klinisch hulpmiddel, omdat er geen beter alternatief is.
De triomf van de psychofarmacologie
Geneesmiddelen hielpen artsen hun werk beter te doen. Zij verhogen de positieve resultaten voor hun patiënten. Daarbij heeft financiering meer laboratoria, studentenonderzoekers en geavanceerde instrumenten mogelijk gemaakt. Met de scheikunde in de mix werd het hele veld meer wetenschappelijk.
Al deze factoren zijn gecombineerd om de psychiatrie in de academische wereld te legitimeren. Psychiatrie kreeg meer aanzien. In de jaren ’90 zag Van der Kolk de effecten van deze overgang.
Het MMHC had een sportschool en een zwembad voor patiënten in de geestelijke gezondheidszorg. Als gevolg van deze “revolutie” werd dit gebied een laboratorium om patiënten te “repareren.”
Aan de andere kant publiceren of financieren toonaangevende medische tijdschriften zelden onderzoeken naar de behandeling van geestelijke gezondheidsproblemen zonder medicijnen.
Het gebruik van deze geneesmiddelen vereist een standaardprotocol dat zich niet aanpast aan de individuele behoeften van patiënten. Ondertussen zien we een toename van het aantal patiënten die een overdosis nemen van een combinatie van psychofarmaca en pijnstillers.
De farmacologische revolutie heeft zeker zijn voordelen. Daarbij komen bijvoorbeeld biologische theorieën die chemische onevenwichtigheden in de hersenen verklaren.
Psychofarmaca hebben echter ook een negatieve invloed op de manier waarop we patiënten en interventieplannen behandelen. Dat komt omdat de psychofarmacologie op veel gebieden de therapie is gaan vervangen. De therapie wordt op de achtergrond geplaatst, waardoor het onmogelijk wordt om de onderliggende oorzaken aan te pakken of op te lossen.
Alle siterte kilder ble grundig gjennomgått av teamet vårt for å sikre deres kvalitet, pålitelighet, aktualitet og validitet. Bibliografien i denne artikkelen ble betraktet som pålitelig og av akademisk eller vitenskapelig nøyaktighet.
- Van der Kolk, B. A. (1994). The body keeps the score: Memory and the evolving psychobiology of posttraumatic stress. Harvard review of psychiatry, 1(5), 23-30.