Het morele brein: de neuronale basis voor ethiek en menselijke waarden
De motivatie om iemand te helpen, een minimaal besef hebben van wat goed en fout is, proberen anderen geen kwaad te doen, en een basisgevoel hebben van rechtvaardigheid en eerlijkheid. Al deze ideeën, en vele andere, zouden deel uitmaken van een term die wetenschappers tegenwoordig vrij vaak gebruiken: het morele brein.
Bovendien hebben wetenschappers de hersencircuits die ons in staat stellen morele en ethische beslissingen te nemen al in kaart gebracht.
Betekent dit dat onze hersenen al in meer of mindere mate “uitgerust” zijn met een moreel kompas? Dit is een aspect dat tot niet zo lang geleden door de filosofie werd behandeld. Voor verschillende auteurs hadden ethische en morele principes hun oorsprong in religie, opvoeding en de invloed van onze sociale contexten.
Maar andere prominenten, zoals de Schotse filosoof David Hume, stelden in zijn tijd dat menselijke emoties ons gedrag dicteren. Charles Darwin legde in zijn werk The Descent of Man ook iets even beslissends als belangrijks uit. Volgens hem heeft elk dier dat begiftigd is met sociale instincten een minimaal gevoel van moreel geweten.
De ideeën van deze mensen vormden de basis van de morele psychologie. In het laatste decennium hebben deskundigen veel onderzoek gedaan. Als gevolg daarvan zeggen ze dat deze feiten inderdaad waar zijn.
Morele gevoeligheid, beweren ze, is het resultaat van onze evolutie. Daarom moedigen alle cognitieve, emotionele en motivationele mechanismen waarover we beschikken ons aan tot coöperatieve, prosociale en altruïstische handelingen.
Dit alles helpt ons om ons voortbestaan als soort te verzekeren. Hoewel, zoals we heel goed weten, niet iedereen van ons moraliteit en ethiek op dezelfde manier beoefent.
“Moraliteit is niet de leer over hoe we onszelf gelukkig kunnen maken, maar hoe we onszelf het geluk waardig maken.”
Wat is het morele brein?
Frans de Waal, psycholoog, primatoloog en etholoog, legt iets heel belangrijks uit in zijn boek Primates and Philosophers: How Morality Evolved. Hij zei dat de grondslagen van moreel gedrag (zoals Darwin terecht opmerkte) voorkomen in elk dier met sociaal gedrag. Dit zien we bij apen en dus ook bij onze eigen voorouders.
Ook empirisch onderzoek werpt licht op hetzelfde gebied. Neuroloog Alvaro Pascual Leone leidde een zeer interessante studie (Engelse link). Daarin toonde hij aan dat het morele brein berust op een zeer complexe neurologische basis. Dit is echter vast te stellen via magnetische resonanties.
Uit dit alles bleek dat morele gevoeligheid dus aangeboren zou zijn in de mens, en als gevolg van onze evolutie.
Laten we eens kijken naar een even illustratief als opvallend idee. De psycholoog Paul Bloom deed gedetailleerd onderzoek dat hij vastlegde in zijn boek Just babies: The Origins of Good and Evil. In dit werk (essentieel voor iedereen die zich wil verdiepen in het morele brein) ontdekken we hoe baby’s al in hun eerste levensjaar prosociaal en altruïstisch gedrag vertonen.
Laten we hier dieper op ingaan.
Moraliteit is (bijna altijd) een natuurlijke reactie bij mensen
Natuurlijk zijn er uitzonderingen op deze stelling. De theorie van het morele brein laat ons zien dat er inderdaad gevallen zijn waarin het idee dat het gevoel voor ethiek, respect en het duidelijk onderscheiden van goed en kwaad in ieder mens is aangeboren, niet uitkomt.
We weten bijvoorbeeld dat er een psychopathisch gen bestaat. We weten ook dat bepaalde frontotemporale dementies of verwondingen ervoor kunnen zorgen dat iemand zich amoreel gedraagt.
De neuroanatomische studie van Dr. Pascual Leone bracht het volgende aan het licht.
- Het morele brein bestaat uit een neuronaal netwerk dat verschillende hersenstructuren integreert. Deze omvatten de frontale kwab, de pariëtale kwab, de insula, en de subcorticale structuren.
- Deze gebieden vergemakkelijken en vormen wat we begrijpen als de Theory of Mind (daardoor kunnen we gedachten en bedoelingen aan andere mensen toeschrijven).
Bovendien bevorderen deze gebieden empathie en sociaal gedrag, helpen ze ons onze eigen bedreigingen en die van anderen te begrijpen, en stellen ze ons in staat de werkelijkheid te analyseren vanuit een sociaal, emotioneel en moreel standpunt. Daarnaast maken ze het ons ook gemakkelijker om onze instincten te beheersen en na te denken over de gevolgen van bepaalde acties.
Oxytocine als sleutel tot het morele brein
Patricia Churchland, een neurofilosofe, is de auteur van het boek Braintrust: What Neuroscience Tells Us about Morality. Dit werk is ongetwijfeld essentieel om veel van deze theorie, die steeds meer empirische steun vindt, te begrijpen.
Door haar onderzoek begrijpen we de relevantie ervan voor veel soorten met sociaal gedrag. We hebben het hier over aspecten als samenwerking, verdediging van de zwakkeren, zorg voor kinderen en de zorg voor de familie, en vele andere.
Onze hersenen zijn geëvolueerd om te begrijpen dat uitsluiting, net als agressie, geen gepast gedrag is. Ze leveren ons geen enkel voordeel op. De overgrote meerderheid van ons komt ter wereld in de wetenschap dat geweld en isolatie niet goed zijn voor ons of anderen. En we weten dit omdat er een essentiële molecule is die ons dat niet alleen vertelt, maar ons ook aanmoedigt tot positief sociaal gedrag.
We hebben het hier over oxytocine. Het is de molecule die ook het morele brein aanstuurt. Het is degene die vertrouwen, aandacht, zorg, genegenheid en het belang van sociale banden opbouwt. Laten we over deze realiteit nadenken en begrijpen dat samenwerking, respect en altruïsme ons als mensen waardigheid brengen. Ze zijn inderdaad absoluut essentieel voor het leven van een mens.
Alle siterte kilder ble grundig gjennomgått av teamet vårt for å sikre deres kvalitet, pålitelighet, aktualitet og validitet. Bibliografien i denne artikkelen ble betraktet som pålitelig og av akademisk eller vitenskapelig nøyaktighet.
- Churchland, S. Patricia (2012) El cerebro moral. Paidós
- Pascual. Leone, Álvaro (2013) How does morality work in the brain? A functional and structural perspective of moral behavior. Frontiers in Integrative Neurosciencie. Doi: 10.3389/fnint.2013.00065