Bloemen in de woestijn: een les in het herkennen van (de) liefde
Heb je er ooit aan getwijfeld of je er verstandig aan deed open te doen – ja of nee, en waarom – toen de liefde op de poort van jouw hart klopte? Misschien wist je niet zeker of het wel echt (de) liefde was, of toch iets anders. Het is namelijk niet altijd eenvoudig om liefde te herkennen. Hoe kun je er immers zeker van zijn?
Met dit verhaal, willen we je (in) laten zien dat hoewel de liefde behoorlijk verwarrend kan zijn, er dikwijls toch bepaalde voortekenen verschijnen wanneer je (krampachtig) een zaadje poogt te planten – en water te geven – dat helemaal geen bloem is. Hopelijk kun je de moraal toepassen op je eigen leven!
Camila leefde in de woestijn, en had nog nooit en te nimmer een bloem gezien.
Op een dag opende er, in een nabijgelegen woestijn, zowaar een bloemenwinkel – waar ze overigens ook groenten en fruit verkochten. Maar Camila zag enkel en alleen de bloemen, waar ze op slag verliefd op werd. Eíndelijk wist ze hoe het voelde om, met eigen ogen, een bloem-in-bloei te bewonderen, en, diens heerlijke geur te ruiken, en op te snuiven! Volgens haar familie op het platteland was deze kleurrijke, welriekende sensatie onvergelijkbaar met welke andere ervaring dan ook.
Genietend gaf ze haar ogen tegoed aan de uitgestalde pracht van seizoensgebonden bloemen, toen haar blik werd gegrepen door een bloem met dunne, roodpaarse kroonblaadjes, die uit een soort groen kelkhoofdje staken. ‘Oh, allemachtig, wat een prachtige bloem, en wat een lelijke naam’, dacht Camila, toen ze het bordje las: distel.
Met gêne gaf Camila haar bestelling door
Toen ze de eigenaresse aansprak om haar keuze kenbaar te maken, schaamde ze zich er alleen bij het idee al voor om die lelijke naam hardop uit te spreken: ‘Ik wil graag een distel’. Daarom besloot ze de bloem gewoon gedetailleerd te beschrijven. In minder dan een half uur arriveerde de bezorger, op zijn kameel, en overhandigde haar een papieren zak.
Camila besefte het (nog) niet, maar wat de man had gebracht was geen distel, maar een artisjok. Ze bracht de plant naar haar neus, en rook niet die goddelijke geur waar ze op had gerekend. De blaadjes leken verre van delicaat, eerder grof en gekarteld. Toch besloot ze de bol in het water te zetten, puur voor het geval dat de violette bloesems tijd nodig hadden om alsnog uit het groenpaarse gedrocht tevoorschijn te groeien.
Het werd een bijzonder droevige week, voor Camila, want iedere ochtend weer sloop ze hoopvol naar haar wanstaltige bloem(bol), en telkens was daar de teleurstelling: niets, maar dan ook níets, veranderde er. En op een kwade dag werd het nog een tandje tragischer: de artisjok begon nota bene te rotten.
‘Hoe kunnen mijn vrienden en familieleden nou zeggen dat een bloem bezitten zo bevredigend is, terwijl het mij louter kopzorgen en verdriet heeft bezorgd?’, vroeg Camila zich ontzet af.
Ze besloot de artisjok – of wat er nog van over was – in de woestijn te begraven, en hield een korte, informele ceremonie. Na enige dagen herstelde Camila zich, emotioneel, en moedigde ze zichzelf aan om een nieuwe bloem te proberen. ‘Misschien zal een meer weerbare, veerkrachtigere bloem me gelukkig maken’, dacht ze bij zichzelf, terwijl ze de folder van de bloemenzaak doorbladerde.
Een tweede poging, na het eerste echec
Camila vond al gauw een andere bloem, óók met paarse blaadjes, die – volgens de informatie op het kaartje – bestand zou moeten zijn tegen zowel hoge, als lage temperaturen. De naam luidde: sierkool.
Maar ook de klank van deze naam beviel haar allerminst, en dus koos ze wederom voor het verbaal beschríjven van de betreffende plant, aan de bloemenverkoper.
Ruim een half uur later bracht de uitgeputte bezorger haar een nieuwe tas, en vroeg Camila waarom ze hem half de woestijn had laten doorkruisen om een doodgewone bloemkool af te leveren.
Op basis van haar beschrijving, had de bloemist namelijk begrepen dat ze een paarse bloemkool wilde, en omdat Camila zelf nooit eerder een echte bloem had gezien, dacht ze op zoek te zijn naar een soort kool – althans, totdat haar ‘paarse mos’ was gaan rotten.
Opnieuw legde ze haar bloem – de bloemkool dus – in een kom water, om het in leven te houden, maar al snel begon ook deze te ontbinden, en enorm te stinken. ‘O, wat meurt dat verschrikkelijk’, riep Camila, toen haar hele tent gevuld was met de geur van vergisting. Ze begroef de groente onder een dikke laag zand – ditmaal zonder ceremonie – en belde haar oudere zus op, die tijdens haar jeugd in een tuinderij had gewerkt.
Hoe herken je een bloem?
‘Dat waren beslist geen bloemen’, verzekerde Camila’s zus haar, na het hele verhaal aangehoord te hebben. ‘Ik weet niet wat het wél waren, maar in ieder geval géén bloemen. Je kunt bloemen bovenal herkennen aan hun onbetwijfelbare schoonheid, en hun heerlijke parfum. Álle bloemen voldoen aan die twee basale kenmerken: mooi en lekker ruikend – behalve als je ze vergeet te verzorgen, dan zullen ze natuurlijk verdorren.’, zei ze vol vertrouwen en overtuiging.
Ze beëindigde de conversatie door te zeggen: ‘wanneer je een(maal) een bloem ziet, wéét je dat gelijk, zonder enige aarzeling’. Maanden gingen voorbij, terwijl Camila haar tijd en aandacht aan andere zaken schonk, oude hobby’s en vriendschappen weer nieuw leven inblies. Toen ze bijna iedere herinnering aan bloemen vergeten was, klopte er onverwachts iemand op haar deur.
Bloemen arriveren altijd zonder waarschuwing
Het was de bloemenbezorger. Hij had toevallig net wat groenten gebracht naar Camila’s buren, en kreeg spontaan de ingeving en impuls om haar een cadeautje aan te bieden, omdat het al zo lang geleden was dat ze voor het laatst iets had besteld.
De man haalde een paars plantje in een aardewerken potje uit de draagzak van de kameel, en Camila slaakte pardoes een zucht van verlichting: ‘dat, dat…..dat is een bloem!?’, fluisterde ze bewonderend, terwijl ze haar ogen van dichtbij de kost gaf, en het aroma tot boven in haar neusvleugels inhaleerde. ‘Wat een unieke, indringende geur, alsof je – qua ervaring – totaal één wordt met de essentie van bloem.‘, zei ze vol ontzag.
De bezorger glimlachte vergenoegd, en terwijl hij wegreed op zijn kameel, dacht hij bij zichzelf: ‘Gelukkig heb ik haar niet de biet gegeven, wat ik in eerste instantie van plan was’.
De boodschap van dit verhaal is duidelijk: de liefde kan niet beargumenteerd, of betwijfeld worden; het is glashelder een ja of een nee, en niet vaag ertussenin. De liefde komt zonder aankondiging, en vervult je met een authentiek gevoel van geluk. Als iets op de liefde líjkt, maar je innerlijk op twee gedachten hinkt, dan zal het je geen goed doen, en is het zeker en vast iets totaal anders.
*Het originele verhaal is van Mar Pastor.