Altruïsme, grijze hersenmassa en de hersenen
Altruïsme kunnen we definiëren als de constante zorg voor de behoeften van anderen. Met andere woorden, er alles aan doen zodat anderen zich goed voelen en krijgen wat ze nodig hebben.
Altruïsme is aanwezig in cultuur, opvoeding en religie, maar ook in de hersenen. Bij dieren wordt het bijvoorbeeld uitgevoerd als een van de exemplaren bereid is zichzelf op te offeren voor het welzijn van de kudde.
Zuiver altruïsme betekent iets opofferen, of dat nu tijd, rijkdom, energie of kennis is, zonder daar enige vorm van beloning of compensatie voor terug te verlangen. Met dit soort daden wordt geen enkel voordeel, direct of indirect, nagestreefd.
Altruïstisch gedrag in het dierenrijk vergroot de overlevingskansen van anderen ten koste van de eigen overlevingskansen.
Wat maakt ons altruïstisch?
Sommige mensen zijn het tegenovergestelde van egoïstisch. Ze geven aan iedereen en bieden zelfs wat ze niet hebben aan voor het welzijn van anderen. Onderzoek heeft aangetoond dat sociale klasse, opleidingsniveau, geslacht en inkomen kunnen verklaren waarom we altruïstisch of egoïstisch zijn.
Nog een fundamenteel aspect van altruïsme betreft de hersenstructuur. Het lijkt erop dat de hersenen niet alleen capaciteiten of persoonlijkheid veranderen, zoals men eerder dacht. Een Zwitsers onderzoeksteam onder leiding van professor Ernst Fehr kwam tot de conclusie dat er een sterk verband bestaat tussen de anatomie van de hersenen en altruïstische attitudes.
Ontwikkeling en conclusies van het onderzoek
In dit onderzoek werden de deelnemers in twee groepen verdeeld. Ze hadden de optie om een deel van hun geld op te offeren ten voordele van een andere persoon. Deze actie wordt als altruïstisch beschouwd. De onderzoeken lieten enkele verschillen zien. Sommige deelnemers waren nooit bereid om geld te geven, anderen overwogen het en een derde sector gaf zonder aarzelen.
Wat was de reden voor deze verschillen? Men zou kunnen denken dat het te maken heeft met opleiding, behoefte of gemeenschapszin. Het onderzoek onthulde echter dat een bepaald deel van de hersenen het vermogen om zich in te leven in de gevoelens van anderen koppelt. Het is het deel waar de temporale en pariëtale kwabben zich bevinden.
Zonder twijfel is altruïsme gerelateerd aan dit vermogen. De onderzoekers vermoedden dus dat de verschillen tussen de drie groepen verband hielden met dat deel van de hersenen. De hypothese die ze testten was dat degenen die zich altruïstischer gedragen een grotere hoeveelheid grijze stof hebben op de kruising tussen deze kwabben.
De deelnemers vertoonden verschillende hersenactiviteiten toen ze besloten of ze het geld wilden delen of niet. Het hersengebied achter de oren werd geactiveerd wanneer de kosten van altruïstisch gedrag laag waren, zoals bij de meest egoïsten.
Daarentegen werd dit gebied bij altruïstische individuen actiever als de kosten van hun gedrag hoog waren. Dit betekent dat wanneer individuen de mogelijkheid hebben om iets te geven, dit deel van de hersenen harder werkt.
Volgens wetenschappers gebeurt dit omdat er een grotere behoefte is om de natuurlijke neiging tot egocentrisme, typisch voor de huidige maatschappij, of het feit dat je je zorgen maakt over jezelf, te overwinnen.
Andere factoren die altruïsme beïnvloeden
Ernst Fehr gaf aan dat de resultaten interessant waren, hoewel we er geen eenduidige conclusie uit mogen trekken. Altruïstisch gedrag wordt dus niet alleen bepaald door de hersenen of biologische factoren. Bovendien kan het volume van de grijze stof beïnvloed worden door verschillende sociale processen.
Als je bijvoorbeeld omringd bent door liefdadige mensen, die de gewoonte hebben om te doneren of anderen te helpen, vergroot je de kans dat je ook altruïstisch bent. Als je aan de andere kant in een omgeving leeft van egoïsme, waarin je alleen aan jezelf denkt en de ander niets geeft, zal dit ook je beslissingen en houding beïnvloeden.
Zoals we al eerder zeiden, heeft altruïsme niet alleen te maken met de grijze massa van de hersenen, maar zijn er meerdere beïnvloedende factoren.