De effecten van angst en depressie op OCS
Obsessief-compulsieve stoornis (OCS) is een beperkende klinische entiteit die gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van obsessies en compulsies. De tijd die de lijder aan deze rituelen besteedt is een echt probleem. Men denkt dat ze in milde gevallen één tot drie uur bezig zijn met deze gedragingen, terwijl ze in meer invaliderende gevallen bijna constant kunnen zijn. Bovendien zijn angst en depressie van grote invloed op het verloop van de symptomen bij OCS.
Obsessies verschillen per patiënt. Ze kunnen te maken hebben met netheid, symmetrie, herhaling, orde of verboden gedachten. Stel je bij wijze van voorbeeld voor dat je, telkens als je denkt dat iets vuil is, overspoeld wordt door de onbedwingbare drang om het schoon te maken. Ook al is het al echt schoon, je kunt het niet laten om het herhaaldelijk schoon te maken. Dit is OCS.
Obsessive Compulsive Disorder (OCS)
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), kenmerkt OCS door de aanwezigheid van aanhoudende obsessies of compulsies, of beide:
- Terugkerende obsessies en hardnekkige gedachten. Ze kunnen de vorm aannemen van beelden of impulsen (driften) en zijn vaak vervelend en ongewenst. Bovendien kunnen ze met angst worden ervaren omdat de patiënt ze probeert te negeren, te onderdrukken of te neutraliseren door bepaalde dwangmatige gedragingen uit te voeren.
- Compulsies zijn herhaalde gedragingen volgens strakke regels. Het kunnen gedragsrituelen zijn, zoals het vele malen schoonmaken van hetzelfde voorwerp. Of ze kunnen mentaal zijn, zoals tot 100 tellen in tweetallen.
Om de diagnose OCS te kunnen stellen, moeten de obsessies en compulsies een aanzienlijke verslechtering (Spaanse link) veroorzaken in de persoonlijke, familiale, sociale, werk-, onderwijs- of andere relevante gebieden van de lijder.
Rituelen
Mensen met OCS kunnen zich weinig bewust zijn van de handelingen die ze verrichten. Daarom heeft de WHO een nieuwe classificatie ontwikkeld, gebaseerd op de vraag of lijders zich ervan bewust zijn dat hun overtuigingen onwerkelijk kunnen zijn of dat ze er vast van overtuigd zijn dat het uitvoeren van hun rituelen hen helpt.
- Patiënten met redelijke tot goede introspectie. In deze gevallen is de patiënt voor een groot deel van de tijd in staat om de mogelijkheid te begrijpen dat hun overtuigingen met betrekking tot de obsessies en compulsies misschien niet waar zijn. Daarom zijn ze bereid een of andere alternatieve verklaring voor hun symptomen te aanvaarden.
- Patiënten met gebrekkig of afwezig inzicht. Meestal of altijd is de lijder ervan overtuigd dat de overtuigingen en gedachten in verband met de stoornis waar zijn. Als gevolg daarvan weigeren ze een alternatieve verklaring voor hun ervaring te aanvaarden.
De invloed van angst en depressie op OCS
Mensen met OCD ervaren een breed scala aan emotionele reacties, waaronder angst, depressie, walging, of de behoefte om plaatsen, mensen of voorwerpen te vermijden.
In de psychologie wordt het samen voorkomen van twee of meer stoornissen op hetzelfde moment en bij hetzelfde individu comorbiditeit genoemd. Bij OCS komt de hoogste comorbiditeit voor met angststoornissen en depressieve stoornissen, gevolgd door andere angststoornissen, zoals sociale fobie, of verslavingsstoornissen (vooral alcoholverslaving).
Depressie en OCS
In ongeveer de helft van de gevallen komen beide klinische entiteiten bij hetzelfde individu voor. Depressie treedt vaak op nadat de OCS begint.
Momenteel wordt verondersteld dat OCS een depressieve stoornis zou kunnen zijn. Met andere woorden, het is in staat om bij de lijder een depressie te veroorzaken. Dit proces van samen voorkomen van OCS en depressie brengt men vaak in verband met ruminatie.
Laten we eerst onderzoeken waar ruminatie uit bestaat. Stel je een cirkel voor. Plaats nu je wijsvinger op die cirkel en volg de omtrek ervan. Personen die vatbaar zijn voor ruminatie vinden het uiterst moeilijk om uit de cirkel te komen, omdat ze in een lus van gedachten terechtkomen die tot gevolg heeft dat hun aandacht te veel gericht is op hun eigen problemen en symptomen.
Ruminatie is een transdiagnostisch proces. Dit betekent dat het voorkomt in een veelheid van klinische entiteiten zoals trauma, depressie, angst en OCS. Op andere momenten kan depressie OCS maskeren.
“Bij comorbiditeit tussen OCS en depressie is de ernst van de stoornis groter, verslechtert de levenskwaliteit en zijn de functionele beperkingen aanzienlijk groter. Bovendien heeft depressie een grotere invloed op obsessies dan op compulsies.”
-McNally-
Sommige patiënten komen naar een consult en melden depressieve symptomen, omdat ze die ‘geschikter’ achten voor professionele hulp dan OCS-symptomen. Of, omdat depressieve symptomen herkenbaarder zijn.
Angst en OCS
De meest voorkomende angststoornis onder OCS-patiënten is sociale fobie. Gegeneraliseerde angststoornis en specifieke fobieën volgen op de voet. Tussen de 30 en 40 procent van de patiënten met OCS lijdt ook aan een angststoornis. Bovendien presenteren deze patiënten een hoog percentage paniekaanvallen. In feite lijdt tot 34 procent van de mensen met OCS daaraan.
Mensen met OCS hebben vaak extra moeilijkheden om taken snel en efficiënt af te ronden. Ook kan OCS indirect van invloed zijn op het vertrouwen dat ze in hun kinderen kunnen opbrengen.
Angst en depressie zijn twee relevante klinische entiteiten waarmee rekening moet worden gehouden bij het plannen van een interventie (Spaanse link) voor OCS.
Momenteel neemt men aan dat de behandeling met het meest significante ondersteunende wetenschappelijke bewijs de exposure met responspreventie is. Deze bestaat uit het blootstellen van de lijder aan obsessieve inhoud, waardoor de dwangmatige reactie wordt voorkomen.
Alle siterte kilder ble grundig gjennomgått av teamet vårt for å sikre deres kvalitet, pålitelighet, aktualitet og validitet. Bibliografien i denne artikkelen ble betraktet som pålitelig og av akademisk eller vitenskapelig nøyaktighet.
- Belloch, A. (2022). Manual de psicopatología, vol II.
-
Lozano-Vargas, A. (2017). Aspectos clínicos del trastorno obsesivocompulsivo y trastornos relacionados. Revista de neuro-psiquiatría, 80(1), 35-35.
-
Martínez, S. B. (2002). Subtipos de trastorno obsesivo-compulsivo, características diferenciales de los obsesivos puros y asociación con síntomas de ansiedad, depresión y preocupaciones. Clínica y Salud, 13(2), 207-231.