Type 1- en type 2-zorgen: hoe verschillen ze?
We maken ons allemaal wel eens zorgen. Ze vervullen zelfs een belangrijke functie. Ze leiden ons en bereiden ons voor op actie, waardoor we in staat zijn problemen op te lossen en gevaar te voorkomen.
Bij mensen met een bepaalde aanleg kunnen ze echter een pathologisch niveau bereiken. Onderscheid maken tussen type 1 en type 2-zorgen kan ons dus helpen begrijpen hoe iets wat we elke dag doen, af en toe kan leiden tot een stoornis.
Type 1- en type 2-zorgen werden voorgesteld in Wells’ metacognitieve model voor gegeneraliseerde angststoornis. De postulaten kunnen echter ook worden toegepast op andere soorten zorgen. Zeker, als zorgen een probleem voor je zijn, zal inzicht in hoe je geest werkt je in staat stellen om betere beslissingen te nemen.
Pathologische zorgen
Voordat we dieper ingaan op zorgen van type 1 en type 2, is het belangrijk om het punt te definiëren waarop zorgen overgaan van natuurlijk naar pathologisch. Dit gebeurt meestal wanneer het te vaak en te intens is, of betrekking heeft op gebeurtenissen die extreem onwaarschijnlijk zijn.
Zorgen worden vooral pathologisch wanneer ze hun functie niet meer vervullen. Dat komt omdat zorgen altijd een inleiding tot actie moeten zijn. Het is de rode vlag die je vertelt dat er een probleem is waar je iets aan moet doen.
Als je echter vastloopt bij deze eerste stap en merkt dat je steeds dezelfde gedachten hebt zonder er iets aan te doen, dan is er iets mis.
Binnen deze disfunctionele vorm van piekeren kunnen we onderscheid maken tussen type 1- en type 2-zorgen. De verschillen daartussen zijn gebaseerd op de manier waarop je je zorgen maakt. De verschillen daartussen zijn gebaseerd op het soort overtuigingen dat eraan ten grondslag ligt. Deze overtuigingen moet je herzien als je wilt ontsnappen uit de vicieuze cirkel van piekeren.
Verschillen tussen zorgen type 1 en type 2
Positieve overtuigingen
Zorgen type 1 zijn niets bijzonders. Ze kunnen betrekking hebben op alledaagse onderwerpen zoals werk, familie, gezondheid of het sociale leven. Aan de andere kant, als ze zich met te veel frequentie en intensiteit voordoen, bevorderen ze geen actie. Met andere woorden, je blijft je zorgen maken omdat je er een reeks positieve overtuigingen (Spaanse link) op nahoudt. Bijvoorbeeld:
- “Je zorgen maken over iets maakt de kans kleiner dat het gebeurt.” Deze overtuiging komt heel vaak voor en wordt in stand gehouden omdat wat je vreest in de meeste gevallen vrij onwaarschijnlijk is. Dus als het niet gebeurt, overtuig je jezelf ervan dat je het hebt voorkomen dankzij je zorgen.
- “Piekeren helpt me manieren te vinden om te vermijden waar ik bang voor ben.” Je hebt vaak het gevoel dat je, door mentaal na te denken over een kwestie, een adequate oplossing zult vinden. In eerste instantie kan dit een positieve zet zijn. Maar als je dezelfde mentale reis talloze keren doorloopt en blijft herkauwen, kom je vast te zitten in een eindeloze cyclus van zorgen maken.
- “Piekeren helpt me om me voor te bereiden op het moment dat datgene waar ik me zorgen over maak daadwerkelijk gebeurt.” Deze uitspraak is, ondanks dat hij veel voorkomt, niet waar. Het herhaaldelijk herhalen van hetzelfde verontrustende idee zal je niet helpen om beter voorbereid te zijn. Sterker nog, het zal je alleen maar beroven van het genieten van het heden.
Er zijn andere positieve overtuigingen, zoals dat piekeren je een beter, empathischer of verantwoordelijker persoon maakt. Maar het enige wat je ermee bereikt, is dat je gewoonte om je zorgen te maken in stand blijft.
Negatieve overtuigingen
Als je de neiging om je zorgen te maken al lange tijd in stand houdt, begin je er meestal negatieve overtuigingen over te ontwikkelen. Je begint je bijvoorbeeld te realiseren hoe het je leven verstoort en hoe ongemakkelijk het je laat voelen. In feite word je je ervan bewust dat je een punt hebt bereikt waarop je niet in staat bent om deze steeds terugkerende ideeën onder controle te houden.
Dit genereert wat Wells meta worry of type-2-zorgen noemt. Met andere woorden, je begint je zorgen te maken over het feit dat je je zorgen maakt. Dat komt omdat je je zorgen nu ziet als iets negatiefs.
Daarom probeer je deze gedachten te beheersen en te vermijden, en als je daarin niet slaagt, wordt je overtuiging dat ze gevaarlijk en oncontroleerbaar zijn, opnieuw bevestigd. Dit resulteert in een voortdurende terugkoppeling van zorgen.
Heb je zorgen van type 1 en type 2?
Als je het gevoel hebt dat zorgen buitensporig aanwezig zijn in je dagelijks leven en de manier waarop je functioneert verstoren, moet je aandacht gaan besteden aan je overtuigingen. Vraag jezelf af wat je denkt over je zorgen maken. Vind je het positief of gevaarlijk?
Bovendien, als je bij jezelf een van de gedragingen ontdekt die we hierboven hebben genoemd, is het een goed idee om ze te herzien.
Onthoud dat zorgen altijd gepast, gerechtvaardigd en proportioneel moeten zijn. Eerst en vooral moet het je motiveren om actie te ondernemen. Verzand niet in cirkelvormige gedachtereeksen. Ga door met je probleemoplossingsproces tot het einde.
Tot slot, als je jezelf herkent in een van de gedragspatronen die we hierboven hebben genoemd, aarzel dan niet om een professional te raadplegen die je passend advies kan geven.
Alle siterte kilder ble grundig gjennomgått av teamet vårt for å sikre deres kvalitet, pålitelighet, aktualitet og validitet. Bibliografien i denne artikkelen ble betraktet som pålitelig og av akademisk eller vitenskapelig nøyaktighet.
- Wells, A. (1995). Meta-cognition and worry: A cognitive model of generalized anxiety disorder. Behavioural and cognitive psychotherapy, 23(3), 301-320.
- López, A. B. (1998). Trastorno de ansiedad generalizada. Recuperado de http://diposit. ub. edu/dspace/bitstream/2445/357/1/116. pdf.