De bagatellisering van geestesziekten
Het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) is het 5e handboek van de American Psychiatric Association (APA). Een groep onderzoekers stelde het samen om beschrijvingen en symptomen te categoriseren. Zo creëerden ze een uitgebreide referentiegids voor alle geestesziekten.
Dit zorgt voor gestandaardiseerde technische taal, zodat alle professionals in de geestelijke gezondheidszorg toegang hebben tot dezelfde informatie.
Het is ook belangrijk voor onderzoekers in zowel de algemene als de geestelijke gezondheidszorg. Het bevordert het opstellen van duidelijke criteria voor classificatie en zorgt voor consistentie in de diagnose.
Verder beveelt de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) het systeem ICD-10 (International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems) aan, dat overal ter wereld wordt gebruikt.
Deze organisaties (ongeacht of ze patiënten diagnosticeren of met symptomatische patiënten werken, ongeacht de context) zijn ontstaan in de 19e en 20e eeuw.
Belang van classificatie bij de diagnose van geestesziekten
Franse, Engelse en Italiaanse artsen creëerden symptoomclassificaties en creëerden tegelijkertijd onder meer gezondheidszorgprogramma’s, ziekenhuizen en theorieën over gezondheidspsychologie. Ze deden dit om te reageren op het probleem van geestelijke vervreemding. Ook werd in deze tijd de persoon geboren die het meest synoniem is voor de Duitse psychiatrie: Emil Kraepelin.
Kraepelin (1855-1926) wijdde zich aan het onderzoek naar de fysiologische elementen van psychische stoornissen. Deze omvatten onder andere koorts en schedeltrauma. Voor Kraepelin waren geestesziekten slechts een verzameling symptomen. Met andere woorden, hij was diep geïnteresseerd in de mensheid, maar niet in de mens.
Kraepelins neiging als psychiater wordt tegenwoordig als een gebrek beschouwd. Die eigenschap hielp zijn nosologie tot stand te brengen. Hij verzamelde vele klinische gevallen waarbij niet alleen de feiten van de ziekte, maar ook de geschiedenis voorafgaand aan het begin van de ziekte en de reactie na de opname werden genegeerd.
Zo gaf deze classificatie de aanzet tot de ontwikkeling van handboeken die helpen bij het groeperen van verschillende geestesziekten op basis van symptomen.
Het risico van zelfdiagnose
Veel van de ziekten die in deze boeken worden beschreven zijn ten onrechte overgegaan in de maatschappij. Met andere woorden, de kenmerken of duidelijke tekenen van ziekten van een bepaalde omvang zijn scheefgetrokken, wat leidt tot interpretatiefouten.
Hier volgt een voorbeeld van het risico dat deze interpretatiefouten kunnen veroorzaken. Als je iemand het etiket geeft dat hij een bepaalde stoornis heeft, is het alsof je een poster voor zijn neus plaatst waarop staat “Ik ben…” gevolgd door de stoornis.
In de huidige internet-centrische wereld kan iemand met het hierboven beschreven etiket online zoeken en zijn symptomen identificeren. Dit wordt versterkt in hun directe omgeving, waar ze zich ook identificeren met het label.
Dit alles leidt tot een self-fulfilling prophecy, waardoor de ziekte die ze zichzelf hebben toegekend werkelijkheid wordt. Bovendien heeft het toekennen van een etiket een kalmerend effect. Het is alsof je de oorzaak van een aandoening vindt en zegt: “Nu weet ik wat er met me aan de hand is!”
Zelfdiagnose draagt bij aan de vervorming van zowel de betekenis als de symptomen. Ook houdt het de bagatellisering van deze stoornissen in stand.
Vijf geestesziekten die vaak gebagatelliseerd worden
Het grote publiek bagatelliseert vijf geestesziekten, waardoor ze hun ware betekenis verdraaien. Bovendien kennen ze in veel gevallen deze etiketten toe, zelfs bij slechts één symptoom van een stoornis.
Deze vijf stoornissen zijn depressie, stress, paniekstoornis, obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) en bipolaire stoornis.
Depressie ≠ verdriet of angst
Depressieve stoornissen zijn ernstige ziekten, waarbij gevoelens van angst en bezorgdheid een persoon overnemen. Verschillende gevoelens van onzekerheid kunnen zich aandienen. Iemand kan zich ook hulpeloos voelen, of alsof hij geen doel heeft.
Bovendien kunnen ze energie en motivatie missen. Bovendien kunnen ze zich gefrustreerd voelen, een laag zelfbeeld hebben, een achteruitgang in verschillende lichamelijke functies opmerken, en zich een mislukkeling voelen.
Vaak zijn depressieve patiënten zo apathisch dat ze hun dagen niet meer aankunnen. Het kost hen moeite om op te staan, te douchen, te eten en seks te hebben, en ze kunnen zeggen dat ze niet langer willen blijven leven.
Het is belangrijk om te onthouden dat angst en verdriet natuurlijke gevoelens zijn die bij iemand weer kunnen opkomen. Ze kunnen opnieuw worden gewekt door een sterfgeval, problemen, migratie, verhuizing, of iets anders dat reflectie vereist om te groeien.
Wat er gebeurt is dat, wanneer iemand angstig of verdrietig is, sommige mensen hen onder druk zetten om te zeggen dat ze “depressief” zijn. En dat is niet altijd het geval.
Stress ≠ vermoeidheid of prikkelbaarheid
Stress is een van de ernstigste aandoeningen van deze tijd. Het is een belangrijke oorzaak die zowel lichamelijke aandoeningen als geestesziekten kan beginnen en in stand houden. Van een verkoudheid tot kanker, het spectrum is enorm.
Stress is een algemeen aanpassingssyndroom. Het lichaam probeert het evenwicht te bewaren in een context vol verstorende prikkels.
Het probleem ontstaat wanneer een of meer van deze prikkels iemand overvallen en hem of haar destabiliseren. Het lichaam gaat in overdrive om zich te blijven verzetten tegen deze bedreiging van zijn stabiliteit.
Het doorstaan van een zenuwinzinking in het leven heeft symptomatische effecten die tal van stressgerelateerde gedragingen proberen te beteugelen. Deze kunnen onder meer zijn: prikkelbaarheid, onverdraagzaamheid, angst, agressie, misselijkheid, hartkloppingen, tandenknarsen, obsessief eten en negatieve gedachten.
Door het aantal betrokken symptomen (fysiek, cognitief en emotioneel) is stress een mengelmoes van symptomen of geïsoleerde gedragingen geworden; zonder dat er een relevante analyse van stress of breakdown factoren in iemands leven aanwezig is. Het is gemakkelijk om het etiket “stress” op het onbekende te plakken.
Paniekstoornis ≠ angst, ademnood en hartkloppingen
De laatste 10 jaar is het aantal angststoornissen, paniekaanvallen en agorafobie enorm toegenomen. Alsof deze symptomen, vanuit een psychosociaal perspectief, proberen de snelle levensstijl die de maatschappij ons opdringt af te remmen.
Dertig jaar geleden ratelde iemand een lijst symptomen af zoals ademnood, misselijkheid, overgeven, tachycardie, transpiratie en pinnen met een intense angst om te sterven. Er bestond geen categorie voor deze stoornis, waardoor de patiënt in het ongewisse werd gelaten. Nu gebeurt het tegenovergestelde.
Tegenwoordig kan iemand slechts één symptoom hebben en dat een “paniekaanval” noemen. Zo gebruiken ze de term en verklaren ze “Ik had een paniekaanval,” terwijl ze er in werkelijkheid geen hadden.
De diagnose paniekaanval kan alleen gesteld worden bij minstens vier van de dertien symptomen die in het psychopathologisch model staan.
Obsessief-compulsieve orde (OCD) ≠ aandacht voor details of routines
OCD is een psychische stoornis waarbij angst en dwangmatig gedrag kenmerkend zijn. De persoon kan zichzelf niet tegenhouden om bepaalde repetitieve gedragingen uit te voeren.
Om dit tegen te gaan kunnen ze dwanghandelingen ontwikkelen die doordrenkt zijn van magische gedachten. Ze kunnen deze handelingen ook gebruiken om situaties te voorkomen die zouden gebeuren als ze hun rituelen niet uitvoeren. Bovendien kunnen ze extreem gedetailleerde hygiënische routines toepassen uit angst voor ziekte en infectie.
Ze hebben opdringerige gedachten die ze niet onder controle hebben. Om te proberen die gedachten te stoppen, voeren ze hun hygiëne- en gedragsroutines uit. Uiteindelijk combineren al deze gedachten en gedragingen om hen tot wanhoop te drijven, waardoor hun angst nog erger wordt. Dit veroorzaakt veel leed en angst.
Sommige mensen denken echter dat iemand “OCD heeft” of “obsessief” is als hij extreem schoon of netjes is. Dit gebeurt omdat mensen bijgeloof of rituelen, die de meeste mensen vertonen, verwarren met dwanghandelingen die wijzen op een stoornis.
Bipolaire stoornis ≠ stemmingswisselingen
Bipolaire stoornis is een ernstige ziekte waarbij mensen die het hebben ongewone stemmingswisselingen ervaren. Ze gaan van heel gelukkig, levendig en actief naar een heel verdrietig gevoel, zonder richting en duidelijk depressief. Het is een cyclische ziekte waarbij de persoon tussen deze toestanden heen en weer springt.
Tussen de cycli door kunnen er perioden van normale stemming zijn. In de ernstigste gevallen springt men echter van cyclus naar cyclus. De term voor perioden van euforie is “manisch” en voor perioden van droefheid “depressief.”
- Bij de eerste is er een verscheidenheid aan gedragingen en trekken. Voorbeelden zijn opwinding en nervositeit, racende gedachten, constante spanning, prikkelbaarheid, slapeloosheid en impulsieve uitgaven.
- Terwijl bij depressie sprake is van droefheid, angst, slechte stemmingen, apathie, verlies van belangstelling, en willen slapen en in bed blijven. Ook kan men last hebben van slapeloosheid, traagheid, vermoeidheid, gebrek aan concentratie en zelfmoordgedachten.
Daarom is het belangrijk voorzichtig te zijn met het terloops stellen van de diagnose “bipolair” zonder wetenschappelijke onderbouwing.
Mensen zijn niet lineair. We leven in een veranderende omgeving waaraan we ons voortdurend moeten aanpassen. Dit brengt stemmingswisselingen met zich mee, soms progressief, soms plotseling. Iemand is dus niet “bipolair” alleen omdat hij een plotselinge stemmingswisseling heeft gehad.
Conclusie over geestesziekten
Alleen professionals in de gezondheidszorg zouden een diagnose moeten stellen. Als je geen wetenschappelijke ervaring hebt, blijf er dan buiten. Je moet gedragingen niet labelen en categoriseren als geestesziekten.
Labels doen geen goed, want ze raken de persoon hard en creëren uiteindelijk de persoonlijkheidstrek als een self-fulfilling prophecy. Het ondermijnt ernstige ziekten om iemand een etiket op te plakken als zijn trekken niet het volledige beeld geven. Het is niet aan jou om het gedrag van een ander te labelen, tenzij je een expert bent op dit gebied.