Wat is het Robber's cave experiment?

Wat is het Robber's cave experiment?

Laatste update: 16 juni, 2018

Het Robber’s cave experiment is een van de meest klassieke experimenten in de sociale psychologie. Het werd in 1945 uitgevoerd door Muzafer Sherif en Carolyn Sherif, hoogleraren aan de Universiteit van Oklahoma (VS). Ze wilden sleutels identificeren waarmee we sociale vooroordelen beter konden begrijpen.

Het Robber’s Cave experiment richtte zich op het ‘groepsconcept.’ De onderzoekers probeerden te laten zien hoe mensen ervaren dat ze tot een bepaalde groep behoren, hoe relaties daarin gevormd worden en hoe een groep zich verhoudt tot andere groepen.

“Vooroordelen zijn overtuigingen voorafgaand aan waarneming.”

-José Ingenieros-

Ze wilden ook identificeren hoe conflicten tussen twee groepen ontstaan of erger worden. Wanneer het gevoel van saamhorigheid tussen de leden van een groep en hun afwijzing van andere groepen en hun kernmerken sterker wordt. Maar ook dit kan worden omgekeerd. Laten we eens kijken hoe ze de studie hebben gedaan.

Het Robber’s cave experiment

Om de studie uit te voeren, kozen de onderzoekers 22 11-jarige jongens. Het waren allemaal ‘normale’ kinderen. Dit betekent dat ze geen geschiedenis hadden van slecht gedrag, afkomstig waren uit stabiele gezinnen en goede prestaties op school hadden. Ze kwamen allemaal uit de middenklasse en geen van hen wist dat hij aan een experiment deelnam.

Een tentje in het bos, als verwijzing naar het Robber's cave experiment

De kinderen werden willekeurig verdeeld in twee groepen. Daarna gingen ze naar een zomerkamp in een gebied van Oklahoma dat bekend staat als het Robber’s Cave State Park. De twee groepen kampeerden echter ver weg van elkaar. Geen van de kinderen wist dat er een andere groep bestond.

Het Robber’s cave experiment bestond uit drie fasen: in de eerste fase stimuleerden de onderzoekers het gevoel van saamhorigheid in de groepen. De tweede fase was de frictiefase, waarin de onderzoekers opzettelijk situaties creëerden waarin er conflicten konden ontstaan met een andere groep. De laatste fase was de integratiefase. De onderzoekers probeerden de conflicten op te lossen en de waargenomen verschillen tussen de groepen te verminderen.

Ergens bij horen en conflict

Tijdens de eerste week werden er activiteiten gedaan om de relaties binnen elke groep te versterken. De jongens wandelden samen, gingen samen naar het zwembad en deden verschillende recreatieve activiteiten. Elke groep werd gevraagd om een ​​naam en een vlag te kiezen. Een van de groepen koos ervoor om hun groep de ‘Eagles’ te noemen en de andere noemden hun groep de ‘Rattlesnakes.’

In deze eerste fase zagen de onderzoekers dat de groepsleden zich sterk identificeerden met hun groep en een sterk gevoel van verbondenheid ontwikkelden. Binnen een paar dagen ontstonden er hiërarchieën en verschillende interne rollen. Elk lid bouwde een andere band op met de andere leden van zijn groep.

In de tweede week kwamen de kinderen erachter dat er ook een andere groep was. Vanaf het begin waren beide groepen defensief ten opzichte van elkaar. Er waren duidelijke barrières. De kinderen zelf vroegen de onderzoekers om competitieve activiteiten tussen de twee groepen op te zetten. Ze deden dit en bedachten zelfs een prijs voor de winnaars, wat uiteindelijk de ‘Rattlesnakes’ waren.

Vanaf dat moment waren de groepen vijandig tegenover elkaar. Er was veel wrijving en de jongens weigerden samen op dezelfde plek te eten. Ze wezen elkaar volledig af tot op het punt dat de onderzoekers besloten om eerder dan gepland een einde aan de tweede fase te maken, uit angst dat de situatie uit de hand zou lopen.

Het Robber’s cave experiment bewees op deze manier dat een gevoel van saamhorigheid en vooroordelen jegens anderen hand in hand gaan. De onderzoekers realiseerden zich ook hoe makkelijk het was om een groepsgevoel te creëren. En tevens haat te zaaien tegenover andere groepen.

De kracht van gemeenschappelijke doelen

In de laatste fase creëerden de onderzoekers activiteiten waarbij beide groepen met elkaar moesten samenwerken. Voor een van de activiteiten werd er een fictief probleem gecreëerd. Er werd gezegd dat een vandaal de waterreserves had vernietigd (waardoor er een gemeenschappelijke vijand ontstond). Ze moesten de watertoevoer repareren. Om dit te bereiken, werkten beide groepen samen.

Kinderen die allemaal hetzelfde doel hebben, als verwijzing naar het Robber's cave experiment

Later zeiden de onderzoekers dat ze een film gingen laten zien zetten die iedereen leuk zou vinden, maar waar ze wel voor moesten betalen. Geen van beide groepen kon het benodigde bedrag echter betalen. Hierdoor moesten ze wederom samenwerken om het gemeenschappelijke doel te bereiken.

Nadat ze verschillende problemen samen hadden opgelost, begon de wederzijdse haat te verdwijnen. Zozeer zelfs dat toen ze naar huis terugkeerden, beide groepen vroegen om in dezelfde bus te gaan. Toen ze een tussenstop bereikten, gebruikte de groep de ‘Rattlesnakes’ het geld dat ze in de competitie hadden gewonnen om drankjes voor iedereen te kopen.

De onderzoekers van het Robber’s cave experiment concludeerden dat het creëren van gemeenschappelijke problemen en op hun beurt gemeenschappelijke doelen een manier was om conflicten tussen groepen op te lossen. De onderzoekers noemden dit ‘realistische conflicttheorie.’ Ze wezen erop dat het samen oplossen van gemeenschappelijke problemen ervoor zorgt dat vooroordelen beetje bij beetje verdwijnen totdat ze helemaal weg zijn. 


Deze tekst wordt alleen voor informatieve doeleinden aangeboden en vervangt niet het consult bij een professional. Bij twijfel, raadpleeg uw specialist.