Enkele experimenten met betrekking tot frustratie
Er zijn veel onderzoeken en experimenten over frustratie. Wetenschappers definiëren deze emotie als het verminderen of onderdrukken van stimuli die individuen als belonend beschouwen. Over het algemeen hebben frustrerende situaties allemaal te maken met een schijnbaar onoplosbaar probleem of een onoverkomelijk obstakel.
Veel onderzoekers hebben experimenten uitgevoerd op frustratie bij zowel dieren als mensen. Ze bestuderen deze emotie al sinds 1950 en vonden vergelijkbare antwoorden met betrekking tot zowel dieren als mensen.
Er zijn verschillende manieren om frustratie op te wekken bij mensen. Je kunt bijvoorbeeld een belonende stimulus verminderen of elimineren. Je kunt het individu ook in een moeilijke en schijnbaar onoplosbare situatie plaatsen.
Dit concept van frustratie vormt de basis waarop onderzoekers hun verschillende experimenten hebben uitgevoerd.
“ Frustratie is een belangrijke richtingspijl. Het laat je zien waar je naartoe moet om vooruit te komen. En waar je van weg moet gaan.”
-Julie Connor-
Een experiment over frustratie en geld
Abler, Walter en Erk voerden in 2005 een experiment over frustratie uit met 12 deelnemers. Deze personen ondergingen allemaal een hersenmonitoring met magnetische resonantie beeldvorming (MRI).
De onderzoekers legden elke deelnemer één van drie symbolen voor. Elk symbool gaf een ander geldbedrag aan dat ze konden winnen. Ze hadden een apparaat voor zich met een knop om op te drukken. De onderzoekers lieten hen vervolgens de symbolen één voor één zien.
De deelnemers moesten binnen één seconde correct reageren op elk symbool (zoals gedicteerd door de onderzoekers), ofwel door links (wijsvinger, rechterhand) of rechts (middelvinger, rechterhand) op de knop te drukken.
Als de deelnemers correct reageerden, hadden ze 60 procent kans om het betreffende geldbedrag te winnen. In 40 procent van de gevallen kregen ze echter geen beloning, ook al drukten ze op de juiste knoppen.
De onderzoekers wilden ontdekken welke hersengebieden werden geactiveerd wanneer iemand zich gefrustreerd voelde.
Ze concludeerden dat onder deze omstandigheden de insula en de ventromediale prefrontale cortex werden geactiveerd. Interessant genoeg spelen deze gebieden ook een rol bij fysieke pijn. Met andere woorden, de centra die pijn reguleren zijn dezelfde die geactiveerd worden wanneer we ons gefrustreerd voelen.
Een experiment over pijn en sociale uitsluiting
Eisenberger et al. voerden in 2003 een experiment uit omdat ze geïnteresseerd waren in de processen die ten grondslag liggen aan pijn en sociaal leed.
De onderzoekers namen 75 deelnemers mee aan dit experiment. Ze beoordeelden eerst de uitgangswaarde van de pijngevoeligheid van elke deelnemer. Ze deden dit door een warmte sonde aan te brengen op de onderarm van elke deelnemer.
Vervolgens beoordeelde elke deelnemer de mate van ongemak die dit veroorzaakte. De onderzoekers vroegen hen om deel te nemen aan een virtueel computerspel. De deelnemers moesten een bal gooien, zogenaamd samen met twee andere deelnemers. Maar in werkelijkheid beheersten de onderzoekers het spel, want er waren geen andere spelers.
De onderzoekers namen voortdurend sommige deelnemers op. Anderen sloten ze echter uit. Aan het einde van het spel dienden de onderzoekers opnieuw pijnprikkels toe aan elke deelnemer en beoordeelden hun mate van onaangenaamheid.
Eisenberger et al. concludeerden dat de sociaal uitgesloten deelnemers met een grotere gevoeligheid voor pijn bij aanvang meer sociaal leed rapporteerden bij hun omstandigheden van uitsluiting. Bovendien rapporteerden de sociaal uitgesloten deelnemers een grotere onaangenaamheid van de warmteprikkel die aan het einde van het experiment werd toegediend.
Net als bij het experiment dat we hierboven noemden, lijkt dit onderzoek het idee te ondersteunen dat de centra die pijn reguleren dezelfde zijn als de centra die sociale onrust en frustratie activeren.
Conclusie
Onderzoekers hebben andere experimenten uitgevoerd die vergelijkbare resultaten opleverden. Sommige onderzoekers hebben zelfs experimenten uitgevoerd op baby’s van vier uur oud. Toch komen ze steeds tot dezelfde conclusies. Het onthouden van een belonende stimulus wekt frustratie op. Daarom beschouwen wetenschappers frustratie als aangeboren gedrag.
Dit suggereert dat frustratie een aangeleerde reactie is. Mensen reageren van nature op vervelende en irritante situaties met afkeer en stress. Daarom moet je, om ze te verdragen, begrijpen dat het verdragen van de frustratie uiteindelijk kan leiden tot een gunstiger resultaat.
Alle siterte kilder ble grundig gjennomgått av teamet vårt for å sikre deres kvalitet, pålitelighet, aktualitet og validitet. Bibliografien i denne artikkelen ble betraktet som pålitelig og av akademisk eller vitenskapelig nøyaktighet.
Abler, B., Walter, H., & Erk, S. (2005). Neural correlates of frustration. Neuroreport, 16(7), 669–672. https://doi.org/10.1097/00001756-200505120-00003.
Cuenya, Lucas y Fosacheca, Sandro y Mustaca, Alba y Kamenetzky, Giselle (2011). Efectos del aislamiento en la adultez sobre el dolor y la frustración. Psicológica, 32 (1), 49-63. [Fecha de Consulta 22 de Abril de 2021]. ISSN: 0211-2159. Disponible en: https://www.redalyc.org/articulo.oa?id=16917012004
Kamenetzky, G. V., Cuenya, L., Elgier, A. M., López Seal, F., Fosacheca, S., Martin, L., & Mustaca, A. E. (2009). Respuestas de frustración en humanos. Terapia psicológica, 27(2), 191-201.